Uitspraak rechtbank over lelietelers
Gaat over een handhavingsverzoek van de Natuurbeschermingswacht en Meten=Weten aan de provincie Drenthe.
Op 2 oktober 2025 heeft de rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan. De uitspraak en de gevolgen worden hier besproken. De uitspraak is gepubliceerd op Rechtspraak,
ECLI:NL:RBNNE:2025:3969.
Het betreft een uitspraak naar aanleiding van een verzoek om een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter.
De procedure is begonnen met een handhavingsverzoek van 31 maart 2025 gericht aan de provincie Drenthe. Lees het verzoek
hier. Het verzoek is gebaseerd op de Europese Habitatrichtlijn die Natura 2000-gebieden beschermt.
Het verzoek is simpel: 18 lelietelers die telen in Drenthe moeten een vergunning hebben, maar hebben geen vergunning. Dus moet de provincie handhaven. Er bestaat een noodzaak voor een natuurvergunning omdat anders niet uit te sluiten is dat er sprake kan zijn van significante achteruitgang van Natura 2000-gebieden.
Drenthe heeft het verzoek afgewezen, omdat het verzoek niet concreet genoeg was. Drenthe wilde dat de verzoekers percelen zouden noemen. Dat lukt natuurlijk niet, omdat verzoekers niet weten waar de telers telen.
We hebben het er niet bij laten zitten. Uiteindelijk is de zaak voor de rechter gekomen. Die heeft het verzoek op formele gronden afgewezen. Maar een nadere bestudering van de uitspraak laat zien dat Drenthe en de 18 telers nu wel een heel groot probleem hebben, omdat de uitspraak wel grote gevolgen heeft. De inhoud van de uitspraak wordt hieronder besproken.
Maar eerst even terug naar de lijst van de 18 telers.
De lijst van de 18 lelietelers
De lijst van de 18 lelietelers is opgesteld op basis van een Woo-verzoek. Drenthe had het voornemen om de telers subsidie te geven. Raar natuurlijk, want hoe kan je telers subsidie geven die niet mogen telen zonder een vergunning. Nogmaals: ze moeten een vergunning hebben, maar hebben geen vergunning.
Maar lang verhaal kort: door de subsidie konden wij met een Woo-verzoek achterhalen welke bedrijven in Drenthe lelies telen. Voor de achtergrond van het verhaal zie
een eerdere blog.
Belangrijk is ook dat er een afspaak gemaakt is tussen Drenthe en de telers bij die subsidie:
"
In geen enkel geval komen spuitgegevens in het openbaar."
Hier komen we later in de bespreking van de uitspraak op terug.
De uitspraak inhoudelijk
Inhoudelijk zeer gunstig.
"
5. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is en dat de aanvraag door het college in behandeling moet worden genomen. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter het volgende."
Daar staat dat het afwijzen van het verzoek om handhaving niet had gemogen. Daar volgt uit dat Drenthe het verzoek alsnog inhoudelijk moet behandelen.
Onder 5.1 in de uitspraak komen nog een paar belangrijke punten aan de orde:
"
De verzoeker om handhaving draagt niet de bewijslast voor een (dreigende) overtreding. In beginsel ligt de onderzoeksplicht bij het bestuursorgaan.’ Uit de casuïstische handhavingsjurisprudentie leidt de voorzieningenrechter af dat het volstaat als de verzoeker om handhaving enig aanknopingspunt biedt voor onderzoek door het bestuursorgaan."
De betekenis van die tekst: het noemen van bedrijven is voldoende. Nu kan en moet Drenthe de eerste stap zetten in een handhavingsprocedure, namelijk onderzoeken of er sprake is van een overtreding.
En dan in geheel 5.2:
"
5.2. De lelietelers die zijn genoemd in liet handhavingsverzoek ontvangen van de provincie Drenthe subsidie voor lelieteelt. Daarmee acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de telers op gronden in Drenthe (gaan) telen. Dat gebeurt op jaarlijks wisselende percelen. Juist dat gegeven maakt het voor verzoeksters lastig om aan te geven welke percelen het betreft. Het bestuursorgaan is juist wel in staat daar onderzoek naar te doen. Gelet op de bevoegdheden van haar toezichthouders in artikel 5: 15 en verder van de Awb. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook de verplichting van de gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen in artikel 67 van Europese Verordening 1107/2009 om een registratie bij te houden van gebruikte middelen."
Dus nu zijn we niet meer afhankelijk van percelen aanwijzen, de telters zelf komen nu in beeld.
Maar het vuurwerk zit in de verwijzing naar het artikel 67. De eerdere afspraak van Drenthe met de telers "
In geen enkel geval komen spuitgegevens in het openbaar" is niet meer vol te houden.
De provincie moet nu de spuitgegevens opvragen of uitgaan van de worst-case benadering en teelten stoppen.
Nu heeft de provincie een heel groot probleem en zitten ze niet alleen een handhavingsverzoek (18 telers) dat behandeld moet worden, maar ze zitten ook met de vraag: kunnen we nog wel 750.000 euro subsidie verlenen aan initiatiefnemers die een vergunningplicht, maar geen vergunning, hebben. De vraag stellen is hem beantwoorden.
In de uitspraak wordt niet om de hete brij heen gedraaid:
"
5.3. [..] Uit het handhavingsbeleid en het verhandelde ter zitting maakt de voorzieningenrechter op dat het college van mening is dat alle lelieteelt in de provincie in beginsel vergunningplichtig is - bij gebrek aan onderzoek waarmee significante effecten kunnen worden uitgesloten en tenzij het gaat om 'een en dezelfde handeling' waarvoor toestemming bestond op de aanwijsdatum van de betrokken Natura2000-gebieden."
Geen enkele teler heeft een vergunning. En er is wel een vergunningplicht. Nu hebben telers en Drenthe dus een groot probleem.
Alles samen: het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen maar de opdracht en bevindingen van de rechtbank zijn verstrekkend. De uitspraak is daarom weer een aantal stappen in de goede richting.
Na de uitspraak
Omdat de uitspraak is naar aanleiding van een verzoek om een voorlopige voorziening moet in de bodemzaak de provincie rekening houden met de motivatie in de uitspraak. Door de samenloop van omstandigheden is de zitting bezwaar in de bodemzaak al geweest. Dus nu is het aan de provincie om met een nieuw besluit te komen op het oorspronkelijke handhavingsverzoek.
Belangrijke punten
Een belangrijk punt van de uitspraak is dat
tijdrekken door de provincie de telers niet kan helpen. Veel provincies (Drenthe, Groningen, Friesland, Gelderland, Limburg, Brabant) zetten stappen in handhavingsprocedures tergend langzaam. Hierdoor duurt een handhavingsprocedure langer dan de teelt. Aan het einde van de teelt wordt niet meer gespoten en roepen de provincies: da's nou jammer er is geen overtreding meer nu hoeven we niet meer handhavend op te treden.
Maar bij het handhavingsverzoek gericht op telers werk die truuc niet, want volgned jaar bij nieuwe teelten ligt dat handhavingsverzoek er nog. En bij tijdrekken is er wel een grens. Dan staat de weg naar de rechter weer open.
Een ander belangrijk punt: uitgesproken is dat de
spuitregisters gebruikt kunnen worden voor een handhavingsprocedure bij provincies. Nu moeten de telets met de billen blood. Nu krijgen we te zien wat ze allemaal uitspoken, welk gif ze spuiten. Weigeren ze die gegevens te geven dan klapt een andere bepaling erin: bij onzekerheid uitgaan van het meest ongunstige scenario. De gegevens niet geven maakt dan ogenblikkelijk handhaven noodzakelijk.
Tenslotte
In de uitspraak is krachtig omschreven... "
dat alle lelieteelt in de provincie in beginsel vergunningplichtig is". Geen enkele teler heeft een vergunning dus kunnen de provincies niet anders dan handhaven.
Geert Starre