aan:          College van Gedeputeerde Staten van Drenthe
              postbus 122
              9400 AC Assen
              kopie: vth@drenthe.nl

betreft:      HANDHAVINGSVERZOEK projecten initiatiefnemers

datum:        31 mrt 2025

ons kenmerk:  m21178

namens:       Vereniging Meten=Weten &
              Stichting Natuurbeschermingswacht

door:         gemachtigde en correspondentieadres:
              ing. Geert Starre
              Boom7, KvK nummer 04063297
              Gerard ter Borchstraat 51, 7944 GM Meppel
              www.boom7.nl, info@boom7.nl
              0522-260791

en door:      Henk Baptist
              Ecologisch Adviesbureau Henk Baptist, KvK 20097249
              www.natuurbeschermingswet.nl



Geacht college,


Uit een recente uitspraak (ECLI:NL:RBNNE:2025:899, hierna 'de uitspraak') blijkt dat er een vergunningplicht bestaat voor projecten waarbij lelies geteeld worden met het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Onderstaande initiatiefnemers voeren dergelijke projecten uit en handelen dus strijdig met de uitspraak en de Habitatrichtlijn:
  1. Firma Ziengs Emmen, Klazienaveen
  2. Veninga Hijken Bloembollen, Hijken
  3. Eleveld Smilde, Smilde
  4. Mts. Deuring, Nieuw-Weerdinge
  5. Bergsma, Boijl
  6. Eleveld Agro BV, Smilde
  7. Maatschap Bruins, Ter Apel
  8. De Middenweg Vledder, Vledder
  9. Bussemaker, Geesbrug
  10. Timmermans Smilde, Smilde
  11. Fernhout, Smilde
  12. Maatschap Hospers Akkerbouw, Nieuw-Buinen
  13. Maatschap Joling, Dwingeloo
  14. Land- en tuinbouwbedrijf G. Hegen VOF, Wezup
  15. Pomper Hijken, Hijken
  16. Brandts Agro, De Krim
  17. Seubring Bloembollen Drenthe, Beilen
  18. Landbouwbedrijf van den Akker, Boijl


De bron van de bovenstaande opsomming is een gepubliceerd Woo-verzoek:

https://www.provincie.drenthe.nl/algemene-onderdelen/zoeken/@151649/woo-besluit-25-maart-2025-inzake/

De data zelf:
https://drenstack01.stackstorage.com/s/6U4Jp2xvoMni7iSX/en

De geopenbaarde data bestaat uit twee .pdf bestanden:
  1. 'Documentenset Woo-verzoek initatief Drentse Lelie deel 1_website.pdf' (documentenset 1)
  2. 'Documentenset Woo-verzoek initatief Drentse Lelie deel 2_website.pdf' (documentenset 2)
Achter de namen staat tussen ronde haken onder welke naam de bestanden hieronder aangehaald worden.

De opsomming van initiatiefnemers is overgenomen van p. 67 uit 'documentenset 1'.

Uit de gepubliceerde data blijkt dat de initiatiefnemers lelies telen en dit de komende jaren ook blijven doen, met het gebruik van bestrijdingsmiddelen, op diverse locaties.

Dit verzoek ziet dus op de projecten, per initiatiefnemer mogelijk op meerdere percelen.
 

Vergunningplicht

Voor dergelijke projecten bestaan geen vergunningen zoals bedoeld in de uitspraak. Er is dus sprake van een overtreding van de Omgevingswet en van artikel 6 van de Habitatrichtlijn.

Artikel 6 lid 2 verbiedt een dergelijk project uit te voeren, zonder dat artikel 6 lid 3 doorlopen is. Artikel 6 lid 3 is ten onrechte niet doorlopen.

Uit bovenstaande volgt dat dergelijke projecten niet alleen een overtreding zijn van nationaal recht, maar ook een inbreuk zijn op het recht van de Unierecht.

Juist de strijdigheid met Unierecht maakt dat niet op basis van nationaal recht, nationale rechtspraak, politieke keuzes of besluiten afgezien kan worden van handhaving.

Met het woord besluiten bedoelen wij als voorbeeld een recent besluit wat hieronder besproken wordt.
 

Vereisten vergunning

Voor projecten van de genoemde initiatiefnemers geldt een vergunningplicht waarbij rekening gehouden dient te worden met de kans op significante gevolgen afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten.

Ook dient een passende beoordeling doorlopen te worden rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van de gebieden.

Uit diverse documenten waar de provincie over beschikt blijkt de instandhoudingsdoelstellingen onder druk staan door bestrijdingsmiddelen.

De provincie beschikt over informatie dat een spuitvrije afstand van 250 meter onvoldoende is en dat deze afstand geen rechtsbasis heeft om af te zien van handhaving.
 

Beginselplicht tot handhaven

De Raad van State hanteert het begrip beginselplicht tot handhaving in hun rechtspraak, bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:1216:
'Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.'

De uitzonderingen zoals de Afdeling deze definieert, doen zich niet voor.
 

Besluit niet handhaven

Op 25 mrt 2025 heeft de provincie Drenthe een besluit bekend gemaakt op haar website:

https://www.provincie.drenthe.nl/actueel/nieuwsberichten/2025/maart/provincie-hoger-beroep-uitspraak/

Er staat onder andere:
"Provincie Drenthe gaat pro forma hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2025 over de vergunningplicht voor lelieteelt op een perceel in Geeuwenbrug. De uitspraak van de rechtbank ligt grotendeels in lijn met de uitspraak van de rechtbank op 18 juni 2021 waartegen de provincie een beroep heeft lopen bij de Raad van State. De provincie zal in afwachting van het hoger beroep en de uitspraak van de Raad van State niet handhavend optreden."

Uit de tekst blijkt dat:
  1. er een voornemen is tot het instellen van pro forma hoger beroep
  2. er niet handhavend zal worden opgetreden. Dit is een besluit, hierna 'het besluit'.
  3. de provincie in zoveel woorden erkent dat er sprake is van overtredingen door de lelietelers

Besluit Awb
Het besluit geeft niet alleen rechten aan initiatiefnemers die al gestart zijn met een project, het besluit geeft ook onbeperkte mogelijkheden om meer van dergelijke projecten uit te voeren. Het besluit heeft dus rechtsgevolgen. Daarom is er sprake van een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.


Het besluit is onrechtmatig
Het besluit is onrechtmatig om meerdere redenen, die worden hieronder besproken.

Er zal separaat bezwaar gemaakt worden tegen het besluit.


Verdrag Aarhus
Dat er niet handhavend opgetreden zal worden, is een besluit met mogelijk significante effecten, zie de uitspraak. Mogelijk significante effecten zijn volgens arrest LZ-II arrest (ECLI:EU:C:2016:838, onder punt 45) ook aanzienlijke milieueffecten. Daaruit volgt dat het verdrag van Aarhus van toepassing is.

Het verdrag geeft recht op inspraak en een appellabel besluit. Daaraan is ten onrechte geen invulling gegeven.


Generieke toestemming
Het besluit maakt het mogelijk, het geeft een generieke toestemming, om af te wijken van het bepaalde in de uitspraak en dus van het Unierecht en de Omgevingswet.

De significante effecten zijn niet passend beoordeeld. Omdat het besluit een generieke toestemming is zonder passende beoordeling, is dit strijdig met Unierecht, zie het PAS-arrrest, ECLI:EU:C:2018:882.

Al zou er sprake zijn van een rechtmatige toestemming, dan is het volgende relevant. In het arrest van het Hof in zaak 'Frankrijk II' (C-241/08, punt 76, ECLI:EU:C:2010:114) is bepaald dat door in het algemeen te bepalen dat bepaalde activiteiten geen activiteiten zijn die storend zijn of storende gevolgen hebben, een lidstaat de verplichtingen niet nakomt die op hem rusten krachtens artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn.


Opschorten Unierecht
Het besluit schort in feite Unierecht op, namelijk de verbodsbepaling uit artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn en de verplichting om artikel 6 lid 3 te doorlopen. Opschorten van Unierecht is slechts mogelijk onder voorwaarden, zie ECLI:EU:C:2020:503, 'Nevele' onder punt 84:
"Daar moet nog aan worden toegevoegd dat enkel het Hof, bij wijze van uitzondering en om dwingende redenen van rechtszekerheid, een voorlopige opschorting kan toestaan van het effect dat een regel van het Unierecht op het daarmee strijdige nationale recht heeft, namelijk de terzijdestelling ervan. Indien de nationale rechterlijke instanties bevoegd zouden zijn om aan de nationale bepalingen voorrang te geven boven het Unierecht waarmee zij in strijd zijn, al was het maar tijdelijk, dan zou immers afbreuk worden gedaan aan de uniforme toepassing van het Unierecht (arrest van 29 juli 2019, Inter-Environnement Wallonie en Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen, C-411/17, EU:C:2019:622, punt 177 en aldaar aangehaalde rechtspraak)."

De uniforme uitlegging van het recht van de Unie, met het voorzorgsbeginsel in het bijzonder, maakt dat er geen opschorting (afzien van handhaving) mogelijk is in het kader van rechtszekerheid.

Hieruit volgt tevens dat er geen ruimte is voor een belangenafweging of een afweging inzake rechtzekerheid door de lidstaat of de nationale rechter.

Dat geldt ook voor de Habitatrichtlijn, ECLI:EU:C:2019:622, 'Inter-Environnement Wallonie en Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen', Grote Kamer, punt 178:
"Overeenkomstig de in punt 177 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak staat het in casu enkel aan het Hof om vast te stellen onder welke voorwaarden het bij wijze van uitzondering gerechtvaardigd kan zijn om de gevolgen van maatregelen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn te handhaven om dwingende redenen die verband houden met de bevoorradingszekerheid van de betrokken lidstaat inzake elektriciteit. Dergelijke redenen kunnen de handhaving van de gevolgen van nationale maatregelen die zijn vastgesteld in strijd met de uit de MEB- en de habitatrichtlijn voortvloeiende verplichtingen, enkel rechtvaardigen wanneer in geval van de nietigverklaring van die maatregelen of in geval van de opschorting van de gevolgen ervan het reële en ernstige risico zou bestaan dat de elektriciteitsbevoorrading van de betrokken lidstaat wordt onderbroken, en aan dit risico niet het hoofd zou kunnen worden geboden met andere middelen en alternatieven, met name in het kader van de interne markt."

Uit bovenstaande volgt meteen het toetsingskader, namelijk een reël en ernstig risico van grote gevolgen voor de gehele lidstaat, zonder andere middelen en alternatieven.

Er kan dus niet worden afgezien van handhaving.


Negeren uitspraak
Het besluit negeert de uitspraak van de nationale rechter en is strijdig met het beginsel van 'constitutionele hoffelijkheid'. Belangrijk is ook dat een voornemen tot het instellen van, al of niet pro forma, hoger beroep niet een (de) uitspraak opschort.


Motivatiegebrek
Een hoger beroep schort een uitspraak niet op. Door een voornemen tot (pro forma) beroep of een pro forma beroep bestaat bovendien geen zicht op gronden. Niemand heeft nog kennis kunnen nemen van gronden. Omdat er geen gronden bekend gemaakt zijn, is het besluit ook niet voorzien van een motivatie. Dit is een motivatiegebrek.


Niet afzien van handhaving
Omdat het besluit onrechtmatig is, mag niet worden afgezien van handhaving.
 

250 meter

Uit de geopenbaarde data en processtukken van eerdere bestuursrechtelijke procedures blijkt dat de provincie een afstand hanteert van 250 meter, waarbuiten afgezien wordt van handhaving.

Die afstand en dat beleid wordt hieronder besproken.

Relevant is het document 'Memo voor GS' van 25 november 2024 met onderwerp 'Stand van zaken rechtszaken over lelieteelt nabij Natura 2000'. Dit document is te vinden op p. 182 tot en met p. 186 van 'documentenset 2'. Die Memo halen wij hieronder aan als memo.

In de memo staat:
"Ligt het betrokken perceel op grotere afstand dan 250m van een Natura 2000-gebied, dan wijzen we het handhavingsverzoek af omdat significante effecten vanwege de grote afstand uitgesloten zijn te achten."

Onder de kop 'Risico’s' staat in de memo:
"1.3 De gehanteerde afstand van 250 meter tot Natura 2000-gebied heeft geen wetenschappelijke onderbouwing."

Dit is een uiterst belangrijke constatering omdat bij handhaving op basis van de verbodsbepaling in artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn hetzelfde beschermingsniveau geldt als bij toepassing van artikel 6 lid 3 van dat artikel.

De nationale rechter bevestigt de relatie van de artikelen van de Habitatrichtlijn op 2 november 2022 in de tussenuitspraak van de meervoudige kamer (Porthos zaak ECLI:NL:RVS:2022:3159):
"31.3. De bepalingen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn moeten als een coherent geheel worden uitgelegd. Met het tweede en het derde lid van dit artikel is beoogd om hetzelfde beschermingsniveau te waarborgen, zo heeft het Hof verschillende keren overwogen (zie onder meer het arrest van 24 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:512, Commissie/Spanje (Beschermd Natuurgebied Doñana), punt 156)."

Uit bovenstaande blijkt dat ook bij handhaving hetzelfde beschermingsniveua gehaald dient te worden. Daarvan kan geen sprake zijn zonder wetenschappelijke onderbouwing van de afstand van 250 meter.

Diverse onderzoeken van Meten=Weten laten zien dat stoffen in bestrijdingsmiddelen zich verplaatsen over afstanden van meer dan een kilometer.
 

Geen voortoets

Een voortoets eisen van initiatiefnemers is onrechtmatig om twee redenen.

Reden 1
Volgens de uitspraak (herhaling, ECLI:NL:RBNNE:2025:899) bestaat een vergunningplicht. Daaruit volgt dat artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn doorlopen dient te worden. Inclusief het doorlopen van een passende beoordeling en het bieden van inspraakmogelijkheden. Dus niet dat artikel terzijde stellen door een voortoets.


Reden 2
Een voortoets is niet te maken, zo blijkt uit de memo:
"1.4 In de praktijk geven onderzoeks- en adviesbureaus aan dat de gevraagde voortoets niet te maken is, met name vanwege kennislacunes over de effecten van de gebruikte middelen op N2000-waarden. Op dit punt zal aan kennisontwikkeling moeten worden gedaan. Juridisch ligt dit risico bij de initiatiefnemer en mag hij zijn activiteit niet uitvoeren als hij niet kan aantonen dat significante effecten uitgesloten zijn."
 

Geen zicht op legalisatie

Hierboven is genoemd dat artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn doorlopen dient te worden. Dat heeft gevolgen welke hieronder besproken worden.

Bij het doorlopen van het artikel artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn hoort het doorlopen van een passende beoordeling en het bieden van inspraakmogelijkheden voor eenieder ("after having obtained the opinion of the general public", Habitatrichtlijn 6 lid 3, Engels).

Om meerdere redenen is er geen zicht op legalisatie, zie hieronder.


Reden 1
In de 'documentenset 1' en 'documentenset 2' staat op diverse plaatsen:
"In geen enkel geval komen spuitgegevens in het openbaar."

Zonder die spuitgegevens kan geen passende beoordeling doorlopen worden, laat staan inspraakmogelijkheden geboden worden aan eenieder, dat vereist immers openbaarmaking voor eenieder.

De afspraak om in geen geval spuitgegevens in het openbaar te laten komen maakt het op voorhand al onmogelijk om artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn correct te doorlopen.

De provincie heeft zich in de voet geschoten.

Van een vergunning of legalisatie kan geen sprake zijn.


Reden 2
Als, zoals eerder gesteld een voortoets niet te maken is "vanwege kennislacunes", dan is op voorhand het doorlopen van een passende beoordeling niet nuttig omdat de uitkomst zal zijn dat significante effecten niet uit te sluiten zijn, vanwege diezelfde kennislacunes.
 

Lelieteelt is volgens rechtspraak een project sinds in 2021

Een en ander kan niet als een verrassing komen omdat al in 2021 de rechtbank lelieteelt ziet als een project, zie ECLI:NL:RBNNE:2021:2483.

Dit sluit aan bij een terugkerende tekst in de 'documentenset 1' en 'documentenset 2', er staat op diverse plaatsen:
"Bloembollentelers voelen zich verplicht het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen om hun voortbestaan te kunnen waarborgen."

Daaruit volgt ook dat nu lelies telen met toepassing van bestrijdingsmiddelen calculerend gedrag is met aanzienlijke en/of onomkeerbare effecten.
 

Digitaal

Ik verzoek u om zoveel mogelijk digitaal te corresponderen.
 

De termijn

Hoe langer gewacht wordt met handhaving hoe groter de belangen en de schade voor de Natura 2000-gebieden.

Om bovenstaande is de standaard redelijke termijn voor besluitvorming te lang. Daarom verzoek ik u de aangekondigde activiteiten binnen een week te stoppen en een besluit digitaal bekend te maken uiterlijk op 14 april 2025.

Om bovenstaande, verzoek ik u ook om de initaitiefnemers ogenblikkelijk en terstond op de hoogte te stellen van dit handhavingsverzoek. Om dit proces snel te laten verlopen stuur ik u de ondertekening in een separaat document. Dit handhavingsverzoek hoeft niet gelakt te worden en mag met eenieder gedeeld worden.
 

Het verzoek

Wij verzoeken u er zorg voor te dragen dat bij deze projecten geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, dus om het gebruik van bestrijdingsmiddelen te doen stoppen.



Met vriendelijke groet,


ing. Geert Starre, Henk Baptist


Bijlage post:
- ondertekeningsdocument

Bijlage email:
- ondertekeningsdocument
- statuten, machtiging en inschrijving handelsregister M=W
- statuten, machtiging en inschrijving handelsregister NBW