HANDHAVINGSVERZOEK met spoed
aan: College van de gemeente Westerveld
balie gmeentehuis
en info@gemeentewesterveld.nl met bijlagen
betreft: HANDHAVINGSVERZOEK sierteelt
datum: 29 apr 2025
namens: Organisatie, KvK-nummer
Stichting Natuurbeschermingswacht, 41019696
Pesticide Action Network Netherlands, 77908627
Vereniging Meten=Weten, 74720295
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., 10145049
Stichting Mobilisation for the Environment, 90298233
door: gemachtigde & correspondentieadres
ing. Geert Starre Boom7, KvK nummer 04063297
Gerard ter Borchstraat 51, 7944 GM Meppel
www.boom7.nl, info@boom7.nl
0522-260791
en door: ing. Jantine Leeflang
Geacht college,
Namens genoemde organisaties verzoek ik om handhaving op basis van de specifieke zorgplicht inzake sierteelt op de percelen met de volgende kadastrale aanduidingen op de volgende pagina:
Kadastrale aanduiding |
omschrijving |
afstand tot woonhuizen |
afstand tot basisschool/kinderopvang |
van west naar oost |
|
|
|
HVT03-N-394 |
lelies |
125 meter |
920 meter |
HVT03-N-395 |
lelies |
125 meter |
975 meter |
|
|
|
|
HVT03-N-436 |
tulpen |
85 meter |
890 meter |
HVT03-N-437 |
tulpen |
85 meter |
805 meter |
|
|
|
|
HVT03-N-69 |
lelies |
55 meter |
620 meter |
|
|
|
|
HVT03-N-458 |
tulpen |
60 meter |
275 meter |
HVT03-N-1359 |
tulpen |
|
|
|
|
|
|
HVT03-N-187 |
lelies |
55 meter |
75 meter |
|
|
|
|
HVT-03-N-1205 |
gele bordjes |
65 meter |
250 meter |
HVT-03-N-1446 |
gele bordjes |
275 meter |
460 meter |
HVT-03-N-884 |
lelies |
325 meter |
500 meter |
HVT-03-N-1448 |
lelies |
540 meter |
390 meter |
|
|
|
|
HVT03-N-538 |
tulpen |
45 meter |
1900 meter |
|
|
|
|
HVT03-N-945 |
tulpen |
100 meter |
1700 meter |
HVT03-N-1145 |
tulpen |
290 meter |
1900 meter |
HVT03-N-1144 |
tulpen |
100 meter |
1900 meter |
De percelen met omschrijving 'gele bordjes': soort gewas nog niet vastgesteld maar vermoedelijk sierteelt.
Inleiding
Het telen van gewassen in de open lucht is een milieubelastende activiteit. Het telen van sierteeltgewassen gaat gepaard met het gebruik van veel verschillende bestrijdingsmiddelen. Van meerdere bestrijdingsmiddelen is bekend dat deze zich tijdens en na toepassing verspreiden, door uit- en afspoeling, drift en verwaaiing. Door deze verspreiding komen stoffen in de lucht en verontreinigen vervolgens de fysieke leefomgeving. Deze milieuverontreiniging is in strijd met de algemene zorgplicht en de specifieke zorgplicht.
Algemeen: gebruik bestrijdingsmiddelen in de sierteelt
In de sierteelt worden zeer frequent aanzienlijke hoeveelheden bestrijdingsmiddelen toegepast, vaak meer dan eens in de week. Er kan in de sierteelt meer gebruikt worden omdat bij teelt voor voedselgewassen een limitering van toepassing is omdat er strenge normen zijn om te voorkomen dat in het eindproduct, het voedsel, teveel bestrijdingsmiddelen zitten. Sierteelt kent een dergelijke beperking niet.
Daarbij komt dat er in de sierteelt middelen toegestaan zijn, die bij voedingsgewassen niet toegestaan zijn.
Bovenop bovenstaande komt dat er niet alleen veel middelen toegepast worden, maar dat die middelen in de loop der jaren vervangen zijn door middelen met een hogere toxiciteit, waardoor minder kilogrammen nodig zijn, maar grotere effecten worden bereikt.
Bestrijdingsmiddelen worden toegepast om verschillende vormen van leven te vernietigen of te verzwakken. Vormen van leven zoals schimmels, bacteriën, virussen, planten en dieren zoals insecten. Binnen de grenzen van een bewerkte akker is dat het door de teler beoogde effect. De stoffen in de bestrijdingsmiddelen verspreiden zich aantoonbaar tot ver buiten de akker. Hierover bestaat zekerheid.
Buiten de akker waar de middelen met werkzame stoffen zijn toegepast, blijven die stoffen hun werking behouden en vormen een risico voor mens, dier en het milieu. Dat is een niet-beoogd effect.
Hoe stoffen zich verspreiden
In verschillenden onderzoeken is aangetoond dat werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen zich verspreiden buiten het perceel waar ze toegepast worden. Hierdoor zullen mensen in contact komen met die stoffen. Het blootstellen van mensen aan die stoffen, bijvoorbeeld door inademen of blootstelling aan gecontamineerde stofdeeltjes kan een risico vormen voor die mensen.
Blootstelling op afstand, dus buiten het perceel van toepassing van de middelen, kan ontstaan door drift, verdamping en verwaaiing, al dan niet gebonden aan bodemdeeltjes.
Afstand van verspreiding
Uit onderzoek blijkt dat stoffen in bestrijdingsmiddelen zich over grote afstand verspreiden. In dit deel de onderbouwing hiervan.
Hoger beroep zaak Milieudefensie
In de uitspraak in de zaak van Milieudefensie heeft de Afdeling uitspraak gedaan op 2 apr 2025,
ECLI:NL:RVS:2025:1428. De zaak ging om handhaving inzake het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de gevolgen voor Natura 2000-gebieden. De zaak is relevant omdat er in die zaak gekeken is naar de verspreiding van bestrijdingsmiddelen.
Onder 3.1 staat:
"
[..] Uit het OBO blijkt juist dat restanten van gewasbeschermingsmiddelen zijn gevonden op percelen op meer dan 500 m afstand van de percelen waarop de lelieteelt plaatsvindt, aldus de rechtbank. Ook de enkele stelling van het college dat het Ctgb in zijn algemeenheid onderzoek verricht naar de gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen op het milieu is onvoldoende om te kunnen concluderen dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet kan leiden tot effecten op Natura 2000-gebieden"
Het genoemde OBO is een onderzoek van het RIVM. In het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO) is aangetoond dat de stoffen vaak ondoorgrondelijke trajecten afleggen waardoor ze ook in de huizen van omwonenden en zelfs in babyluiers worden aangetroffen. OBO beperkte het onderzoek tot een afstand van 500 meter en er werd geen duidelijke gradiënt aangetroffen. Met andere woorden,
op 500 meter afstand werden niet minder stoffen aangetroffen dan op 250 meter
Bron:
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2019-04/Onderzoeksrapport%20OBO.pdf
Op basis van bovenstaande valt te stellen dat 500 meter geen veilige afstand is, niet voor de mens en niet voor het milieu en/of de natuur.
Rapporten van Meten=Weten
Voor het overzicht hieronder een opsomming van de rapporten van Meten=Weten met verwijzingen naar de vindplaatsen. Deze rapporten beschrijven jarenlang onderzoek inzake het verspreiden van bestrijdingsmiddelen. Uit dit onderzoek blijkt dat stoffen zich tot verder dan een kilometer verspreiden.
Mantingh M, & Buijs J. 2020.
Onderzoek naar de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in vier Natura 2000 gebieden in Drenthe en de mogelijke invloed van de afstand van natuurgebieden tot landbouwgebieden op de belasting met bestrijdingsmiddelen. Onderzoeksrapport Mantingh Environment and Pesticides Assen en Buijs Agro-Services, Bennekom.
https://www.metenweten.nl/files/2020-aanwezigheid-bestrijdingsmiddelen-Natura-2000-gebieden.pdf
Buijs J. & Mantingh M. 2021.
Onderzoek verspreiding bestrijdingsmiddelen in Drenthe en omstreken. Evaluatie van 3 jaar onderzoek van bodem, vegetatie, mest en lucht. Westerveld, Vereniging Meten=Weten
https://www.metenweten.nl/files/2022-Onderzoek-verspreiding-bestrijdingsmiddelen.pdf
Buijs J. & Mantingh M. 2022.
Onderzoek verspreiding bestrijdingsmiddelen in Drenthe en omstreken. Evaluatie van 3 jaar onderzoek van bodem, vegetatie, mest en lucht. Rapport Meten=Weten, januari 2022.
https://www.metenweten.nl/files/2022-Onderzoek-verspreiding-bestrijdingsmiddelen.pdf
Buijs, J., M. Mantingh, G. Nijland. 2024.
Verslag onderzoeksproject Schone Sier, Meting van bestrijdingsmiddelen in lucht en eikenblad in Drenthe en op de Veluwe in 2022-2023.
https://div.metenweten.nl/misreader/imgcms/MW-files//2024-07-10-onderzoeksproject-Schone-Sier.pdf
Het rapport Schone Sier
Het project van Meten=Weten, genaamd 'Schone Sier' was gericht op het meten van de aanwezigheid van pesticiden in de ons omringende lucht in Nederland. Op zeven plaatsen (Drenthe 4 en Veluwe 3) zijn hiervoor samplers met luchtfilters geplaatst, waarvan vijf in Natura 2000-gebied. Tevens werden bladmonsters genomen van de boomsoort eik op maximaal 50 meter van de samplers. De geplaatste samplers zijn identiek aan de in Duitsland gebruikte exemplaren voor een vergelijkbaar onderzoek (Zaller et al., 2022).
In de samplers van Meten=Weten zijn met 64 filters in totaal 70 pesticiden of hun afbraakproducten aangetroffen als aanwezig in de ons omringende lucht.
Het verloop van de concentraties door het jaar heen, liet zowel een belangrijke plaatselijke invloed zien, als een meer algemene achtergrondbelasting. Deze algemene achtergrondbelasting vormt een permanente en jaarronde aanwezigheid van pesticiden in de lucht over het gehele land.
Luchtverplaatsing buiten drift vormt een belangrijke oorzaak van de verspreiding van pesticiden.
Bron en citeertitel en vindplaats van het rapport Schone Sier:
Buijs, J., M. Mantingh, G. Nijland. 2024.
Verslag onderzoeksproject Schone Sier, Meting van bestrijdingsmiddelen in lucht en eikenblad in Drenthe en op de Veluwe in 2022-2023.
https://div.metenweten.nl/misreader/imgcms/MW-files//2024-07-10-onderzoeksproject-Schone-Sier.pdf
Conclusie
Stoffen verspreiden zich over een grote afstand. Er is per stof niet bekend wat een veilige afstand is. Zeker is dat vele stoffen zich verspreiden over een afstand groter dan 1000 meter.
De risico's voor de mens
Hieronder wordt ingegaan op de risico's voor de mens van de genoemde milieuverontreiniging door stoffen in bestrijdingsmiddelen.
Verklaring artsen
Als bijlage treft u de 'Verklaring inzake bestrijdingsmiddelen in de bollenteelt van 9 april 2025'. Hieruit blijkt dat er er een risico is voor de mens. Ook als bijlage de lijst van artsen welke de verklaring ondertekend hebben.
De handtekeningen ontbreken omdat handtekeningen van artsen niet gedeeld mogen worden. Op verzoek kunnen de verklaringen met handtekeningen ingezien worden.
SOS Slaapkamer
In oktober 2024 publiceerde Velt, een vereniging voor ecologisch leven, koken en tuinieren, het onderzoeksrapport 'SOS Slaapkamer, Burgeronderzoek naar pesticiden in Nederlandse en Belgische slaapkamers'.
In totaal werden in Nederlandse en Belgische slaapkamers het hoge aantal van 137 verschillende pesticiden aangetroffen. Fungiciden (52) , insecticiden (38) en herbiciden (28) worden het meest aangetroffen.
Een derde belangrijke vaststelling is het gemiddeld hoge aantal pesticiden per stofstaal. Er werden 112 stofstalen geanalyseerd. Gemiddeld werden er 21 pesticiden teruggevonden.
In de conclusie:
"
Veel teruggevonden pesticiden vertonen negatieve gezondheidskenmerken. 26% vertoont hormoonverstorende kenmerken, 22% heeft een negatieve impact op onze voortplanting, 15% is giftig voor ons zenuwstelsel en 3% vertoont kankerverwekkende kenmerken. De beschikbare informatie over humane gezondheidsaspecten is gebaseerd op individuele stoffen. De chronische effecten van een cocktail van pesticiden worden niet onderzocht en zijn onbekend. Gezien het gemiddeld aantal van 21 pesticiden per stofstaal is dat, los van de individuele kenmerken van elk pesticide, een belangrijke lacune."
Vindplaats van het rapport:
https://sos-slaapkamer.nu/wp-content/uploads/2024/10/Eindrapport_SOS-Slaapkamer-1.pdf
Het RIVM
Bestrijdingsmiddelen worden volgens het RIVM niet of niet goed beoordeeld in relatie tot neurodegeneratieve ziekten. Het RIVM stelt dat er aanwijzingen zijn dat mensen die in het verleden lang hebben blootgestaan aan bestrijdingsmiddelen een grotere kans hebben om neurodegenatieve ziekten te krijgen, zoals parkinson en alzheimer. De huidige testen zijn onvoldoende om duidelijk te maken of een stof kleine veranderingen in de hersenen kunnen veroorzaken, waardoor dergelijk aandoeningen kunnen ontstaan.
https://www.rivm.nl/publicaties/gewasbeschermingsmiddelen-en-neurodegeneratieve-ziekten-mogelijkheden-om
-- toegevoegd 26 apr 2025
Geen enkel blootstelling meer toegestaan
In het onderzoek van Corinne Sprong et al (2023) is voor verschillende leeftijdsgroepen een casestudy uitgevoerd van de risicobeoordeling van mengsels met betrekking tot de blootstelling via de voeding aan de voedingscontaminanten lood, methylkwik, anorganisch arseen (iAs), fluoride, niet-dioxineachtige polychloorbifenylen (NDL-PCB's) en polybroomdifenylethers (PBDE's), allemaal stoffen die in verband worden gebracht met afname van cognitieve vaardigheden, gemeten als IQ-verlies.
Vindplaats:
https://doi.org/10.1016/j.ijheh.2023.114167
Het artikel laat zien dat voor deze neurotoxische stoffen het veilige niveau via de opname van voedsel nu al wordt overschreden, zonder dat andere blootstellingroutes aan stoffen uit andere regelgevingsgebieden, zoals pesticiden, die ook relevant kunnen zijn voor IQ-verlies, in het onderzoek zijn meegenomen.
Ook is in het onderzoek van Sprong geen rekening gehouden met de blootstellingsroutes, zoals lucht, stof en bodem. Bijgevolg hebben de onderzoekers zeer waarschijnlijk de risico's van gecombineerde blootstellingen onderschat.
Dat betekent, dat er geen enkele blootstelling (nul) van onder andere neurotoxische pesticiden via voedsel, lucht, stof en bodem meer kan worden toegestaan, omdat daarmee het niveau boven de veilige waarde nog verder stijgt.
Conclusies
1. De relatie tussen blootstelling aan chemische stoffen, inclusief gewasbeschermingsmiddelen, en neurodegeneratieve aandoeningen is plausibel. Het aantonen van een causaal verband voor specifieke werkzame stoffen in epidemiologische studies is echter lastig vanwege de kleine onderzoeksgroepen en de blootstelling aan meerdere werkzame stoffen, vaak gedurende langere tijd.
2. Ontbrekende gegevens over de neurotoxische potentie van (nieuwe) werkzame stoffen leidt ertoe dat aanvullende studies zelden gevraagd worden.
3. In de huidige vereisten in de OECD-testrichtlijnen zijn de neurodegeneratieve parameters niet expliciet benoemd. Hoewel onderzoek naar deze aanvullende parameters niet uitgesloten is in de testrichtlijn, komt het in de praktijk niet voor dat dit ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
4. Het op dit moment beschikbare arsenaal aan in vitro testen naar neurodegeneratieve eigenschappen van stoffen is nog te beperkt en onvoldoende gevalideerd om een alternatief voor proefdierstudies te kunnen bieden.
De risico's voor het milieu
Het handhavingsverzoek ziet primair op de bescherming van de mens. Maar omdat het verzoek gebaseerd is op de zorgplicht inzake een milieubelastende activiteit in fysieke leefomgeving, valt ook het begrip milieu onder het verzoek.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen bijzonder negatieve effecten heeft op de het milieu, in het bijzonder op de biodiversiteit. Ook buiten de akkers vernietigen bestrijdingsmiddelen insecten, schimmels en planten, of tasten deze aan.
https://www.wur.nl/upload_mm/4/6/d/e067cf64-3fc9-41cb-8558-8a26c8a0459d_rapport-achteruitgang-insectenpopulaties-in-nederland-trends-oorzaken-en-kennislacunes.pdf
Conclusie
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen brengt grote risico’s met zich mee voor het milieu in de wijde omgeving, terwijl de voorgeschreven maatregelen aantoonbaar onvoldoende effectief zijn.
De toelating door het Ctgb voldoet niet
Er kan niet verwezen worden naar de toelating door het Ctgb om te kunnen stellen dat het gebruik van toegelaten bestrijdingsmiddelen veilig is voor mens, dier of het milieu, zoals blijkt ook uit uit de volgende bronnen:
- arrest ECLI:EU:C:2024:350 van 25 apr 2024
- arrest ECLI:EU:C:2024:356 van 25 apr 2024
- uitspraak ECLI:NL:RBLIM:2024:2330 van 8 mei 2024
- nieuwsbericht "Verbod teler om gewasbeschermingsmiddelen lelieteelt te gebruiken" van 8 mei 2024. In het persbericht staat: "Dat de middelen zijn getest en goedgekeurd, betekent niet dat de middelen veilig zijn." Vindplaats van het bericht: https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Limburg/Nieuws/Paginas/Verbod-teler-om-gewasbeschermingsmiddelen-lelieteelt-te-gebruiken.aspx
Daar is recent, op 2 apr 2025 de eerder genoemde uitspraak in de zaak van Milieudefensie, herhaling,
ECLI:NL:RVS:2025:1428 bevestigd in punt 3.1:
"
Ook de enkele stelling van het college dat het Ctgb in zijn algemeenheid onderzoek verricht naar de gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen op het milieu is onvoldoende om te kunnen concluderen dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet kan leiden tot effecten op Natura 2000-gebieden."
Dit is voor de bescherming van mensen niet anders.
Combinatietoxiciteit
De toelating is onvoldoende per stof en omdat het Ctgb niet toetst op de combinatietoxiciteit van stoffen. Ook toetst het Ctgb niet op de gevolgen voor de mens van hulpstoffen in bestrijdingsmiddelen zoals PFAS en microplastics die werking van bestrijdingsmiddelen versterken.
Sommige verschillende stoffen mengen zich, al dan niet op het perceel waar de stoffen toegepast worden. Door menging kunnen de stoffen elkaar versterken en een groter gevaar vormen voor mens, dier en het milieu. Dit effect heet combitoxiciteit.
De civiele rechter benoemt de combitoxiciteit (cocktailvorming) expliciet,
ECLI:NL:RBNNE:2023:2333
"
4.7. De voorzieningenrechter komt op basis van de voorgaande overwegingen tot de conclusie dat er ten aanzien van een aantal gewasbeschermingsmiddelen (en een cocktail ervan) zoals [gedaagde] die (kunnen) gebruiken, de mogelijkheid niet kan worden uitgesloten dat zij een onaanvaardbaar schadelijk effect kunnen hebben op mensen."
Uit die uitspraak van de rechter blijkt dat er
niet is getoetst op vermenging:
2.24 "
Binnen Ctgb vindt in het kader van de toelating van bestrijdingsmiddelen geen onderzoek plaats naar reacties en gevolgen door vermenging (cocktail) van gewasbeschermingsmiddelen (al dan niet in combinatie met bindmiddelen), zoals te doen gebruikelijk bij lelieteelt. Datzelfde geldt vooralsnog voor de Europese toezichthouder (European Food and Safety Authority, EFSA)."
Neurodegeneratieve ziektes
De civiele rechter (
ECLI:NL:RBNNE:2023:2333, herhaling) noemt expliciet het risico op neurodegeneratieve ziektes:
"
5.9 Dat de testen en analyses voor toelating niet afdoende zijn, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat Nederland op Europees niveau heeft aangedrongen om bij het testen van gewasbeschermingsmiddelen de risico’s op neurologische ziekten te betrekken en voortaan ook cocktails van gewasbeschermingsmiddelen te testen. Dit gebeurt nu niet #3. Zowel het Ctgb #4 als de EFSA #5 maken zich zorgen over het verband tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson en vinden dat hiernaar meer onderzoek moet worden gedaan. De Gezondheidsraad wijst in haar advies uit 20206 erop dat bij de toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen een aantal risico’s onvoldoende worden afgedekt. De Gezondheidsraad noemt met name het risico op neurodegeneratieve ziektes die op latere leeftijd optreden, zoals de ziekte van Parkinson en risico’s op ontwikkelingsstoornissen voor jonge en ongeboren kinderen. Het RIVM heeft in haar rapport van 20217 geconcludeerd dat de relatie tussen blootstelling aan chemische stoffen, inclusief gewasbeschermingsmiddelen, en neurodegeneratieve ziektes plausibel is en dat de huidige toelatingsprocedure tekort schiet waar het gaat om de beoordeling van neurotoxische effecten.
5.10. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het feit dat de gewasbeschermingsmiddelen zijn toegelaten door de EFSA en het Ctgb dan ook onvoldoende om aan te nemen dat er geen risico op neurodegeneratieve ziektes voor omwonenden of ontwikkelingsstoornissen bij hun kinderen bestaat. Het standpunt van de teler dat de middelen zijn toegelaten en dus veilig zijn, gaat niet op."
Onderzoek Universiteit Leiden en RIVM
Op 14 oktober 2024 publiceerde de Universiteit Utrecht het volgende onderzoek:
"
Cocktail van stoffen in oppervlaktewater blijkt giftiger dan elke stof apart".
Bron:
https://www.universiteitleiden.nl/nieuws/2024/10/update-bestrijdingsmiddelenatlas-cocktail-van-stoffen-in-oppervlaktewater-blijkt-giftiger-dan-elke-stof-apart
Samenvatting:
"
De belangrijkste uitkomst: zelfs als de concentraties van de afzonderlijke stoffen binnen de daarvoor gestelde limieten vallen, kan er soortenverlies ontstaan door een combinatie van deze stoffen. Dat zit zo: voor elke stof afzonderlijk is de norm zodanig afgesteld dat het risico op het verdwijnen van soorten tot een acceptabel minimum wordt beperkt. Maar samen kunnen ze een giftige combinatie vormen die dat minimum ruim overschrijdt. Door dit soort cocktail-effecten was in 2022 op meer dan 20% van de locaties, zonder normoverschrijdingen, de toxische druk net zo hoog of zelfs hoger dan bij locaties met normoverschrijdingen."
Uit bovenstaande blijkt dat de toelating op zich onvoldoende zekerheid biedt dat een middel of stof ook daadwerkelijk zonder risico voor de mens toegepast kan worden.
GGD ramen dicht
De GGD ziet op de gevolgen voor mensen. De GGD heeft een informatiepagina inzake bestrijdingsmiddelen:
https://ggdleefomgeving.nl/schadelijke-stoffen/bestrijdingsmiddelen/
Er staat onder andere:
"
Blootstelling aan bestrijdingsmiddelen
Je kunt op verschillende manieren in aanraking komen met bestrijdingsmiddelen. Bijvoorbeeld:
• als je in de buurt woont van akkers waar de teler bestrijdingsmiddelen gebruikt. Of als je zelf teler bent."
In het hoofdstuk 'Voorzorg':
"
De Gezondheidsraad (link) adviseert om er voor de zekerheid vanuit te gaan dat gewasbeschermingsmiddelen een risico voor de gezondheid zijn. Ook al is nog niet duidelijk hoe groot dat risico in Nederland precies is. De Gezondheidsraad adviseerde de Nederlandse overheid het volgende:
[..]
Zorg voor een strengere toelatingsprocedure: kijk extra goed welke bestrijdingsmiddelen we wel en niet toestaan. Beoordeel de stoffen niet los van elkaar, maar houd er rekening mee dat mensen verschillende stoffen binnenkrijgen. En dat die combinatie van stoffen schadelijk(er) kan zijn."
"
Het RIVM beveelt daarnaast aan om bij de toelating van nieuwe middelen te onderzoeken of ze effecten hebben op het zenuwstelsel. Nu is deze informatie er niet als wordt onderzocht of het middel mag worden verkocht en gebruikt."
"
We weten niet wat precies een veilige afstand is. We weten wel dat mensen dichtbij velden meer in aanraking komen met bestrijdingsmiddelen dan mensen die verder weg wonen. Maar we weten nog niet wat dat voor de gezondheid van die mensen betekent."
"
Uit het onderzoek blijkt dat de telers en bewoners rond bollenvelden méér bestrijdingsmiddelen binnenkrijgen dan andere mensen. De hoeveelheid die zij binnenkrijgen ligt wel onder de risicogrenzen. Dat betekent dat je niet verwacht dat die hoeveelheid effect heeft op de gezondheid. Het is nog niet duidelijk wat het risico van alle bestrijdingsmiddelen samen is. En wat dat precies betekent voor de gezondheid van de omwonenden."
Bij het advies van de GGD staat:
"
Is de boer bezig met bespuiten of heeft hij dat net gedaan? Sluit dan je ramen en blijf binnen. Houd ook je huisdieren binnen. Hang de was niet buiten te drogen als er wordt gespoten."
Daarbij de opmerking dat de initiatiefnemer niet hoeft te melden dat er gespoten wordt.
Het advies botst met de leerplichtwet omdat het op tijden niet mogelijk is om kinderen naar school te brengen.
De adviezen van de GGD zijn relevant omdat eruit valt op te maken, dat:
- middelen zich verspreiden
- dat de risico's niet bekend zijn
- de toelating van middelen niet voldoende is
- mensen actief moeten handelen, ramen sluiten en binnen blijven
Als een waarschuwing van de GGD met het advies ramen te sluiten en binnen te blijven niet voldoende is voor de activering van de specifieke zorgplicht, dan verliest de bepaling zijn nuttige werking.
Daarbij is relevant dat de initiatiefnemer, de gebruiker van bestrijdingsmiddelen door het advies van de GGD had kunnen weten dat de milieubelastende activiteit binnen het bereik van de zorgplicht kwam.
Het GGD advies "
ramen sluiten en binnen blijven" is al genoemd in openbare rechtspraak, in 12 jun 2023 (datum uitspraak en datum publicatie),
ECLI:NL:RBNNE:2023:2333. De telers vandaag de dag hebben dus kennis kunnen nemen van het probleem en het advies.
Jaarrond
Bij het advies van de GGD staat:
"
Is de boer bezig met bespuiten of heeft hij dat net gedaan? Sluit dan je ramen en blijf binnen. Houd ook je huisdieren binnen. Hang de was niet buiten te drogen als er wordt gespoten."
Dat zou suggereren dat het probleem op te lossen is met een waarschuwingssysteem of afspraken over spuittijden.
In het eerder genoemde "
Verslag onderzoeksproject Schone Sier, Meting van bestrijdingsmiddelen in lucht en eikenblad in Drenthe en op de Veluwe in 2022-2023" staat:
"
Boeren en burgers worden jaarrond blootgesteld aan cocktails van pesticiden
Er werden in dit onderzoek 70 verschillende bestrijdingsmiddelen of hun derivaten het hele jaar door in luchtfilters gevonden. Zelfs op locaties die meer dan 1300 meter van de dichtstbijzijnde akker lagen. Dat betekent dat heel veel mensen, dieren en planten jaarrond worden blootgesteld aan bestrijdingsmiddelen, met piekbelastingen in de voorzomer en herfst/winter. Van stof tot stof varieerde de piekbelasting."
Het gaat dus beslist niet om een piek in tijd, de middelen verspreiden zich ook lang na toepassing en vormen ook lang na toepassing een gevaar op meer dan 1300 meter.
Bovenstaande sluit aan bij het eerder gemoemde RIVM onderzoek, onder 'Resultaten van het blootstellingsonderzoek', punt 3.1.3:
"
[..] Het concentratieverloop in de zeven dagen na het spuitmoment liet echter geen eenduidige afname zien. Dit concentratieverloop bleek sterk afhankelijk van (a) de hoeveelheid bestrijdingsmiddel die nog aanwezig was op het perceel en die nog kon verdampen; (b) de windrichting, en c) andere bespuitingen in de omgeving binnen de zeven dagen."
Aangezien het gebruikelijk is meer dan eens in de 7 dagen te spuiten is het dus onmogelijk om kinderen naar school te brengen en invulling te geven aan het advies binnen te blijven. Dit nog los van het gegeven dat het handhavingsverzoek op meerdere teelten ziet.
Toetsingskader specifieke zorgplicht
Sierteelt op de genoemde locatie is het 'telen van gewassen in de openlucht'. Deze activiteit wordt als milieubelastende activiteit aangewezen in
artikel 3.208, eerste lid, onderdeel a van het Bal. Hierdoor is
Bal artikel 2.11 en de specifieke zorgplicht van toepassing. De initiatiefnemer is dus gehouden aan de specifieke zorgplicht.
Artikel 3.208, tweede lid van het Bal beschrijft dat de activiteit (teelt) ook de andere milieubelastende activiteiten bevat die worden verricht op dezelfde locatie, die dat telen of behandelen functioneel ondersteunen (Functioneel ondersteunende activiteiten, Foa). Dat is dus ook het toepassen van bestrijdingsmiddelen.
Omdat het Bal berust op de Omgevingswet is ook het volgende artikel uit de Omgevingswet van toepassing:
Omgevingswet artikel 1.3. (maatschappelijke doelen van de wet)
"
bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit"
En artikel 1.2 lid 4 van de Omgevingswet is relevant:
"
Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden ook aangemerkt gevolgen voor de mens, voor zover deze wordt of kan worden beïnvloed door of via onderdelen van de fysieke leefomgeving."
Daaruit volgt dat ook de gevolgen voor de mens door de activiteit binnen het bereik komen van de specifieke zorgplicht.
Dat wordt onderstreept door artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b van het Bal :
"
1 De regels in de hoofdstukken 2 tot en met 5 over milieubelastende activiteiten zijn gesteld met het oog op:
b. het beschermen van de gezondheid".
Nieuwe ontwikkelingen en inzichten
Dat nieuwe ontwikkelingen en inzichten kunnen veranderen en dat dit meegenomen dient te worden blijkt uit onderstaande citaat.
"
Onvoorziene situaties
De specifieke zorgplicht is er ook omdat er altijd onvoorziene situaties kunnen ontstaan. Ontwikkelingen waarmee de wetgever vooraf geen rekening kon houden. Zo kan na nieuw onderzoek blijken dat bepaalde stoffen schadelijker zijn dan eerder bekend was. Of kan er een nieuwe techniek ontstaan om nadelige effecten tegen te gaan.
Burgers en bedrijfseigenaren moeten daarom blijven nadenken over de gevolgen van hun activiteiten. Met name als situaties of omstandigheden veranderen. Zij zijn verplicht goed op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. De specifieke zorgplicht biedt dus ook in toekomstige situaties bescherming van de leefomgeving."
Bron:
https://iplo.nl/regelgeving/omgevingswet/zorgplicht/
Door nieuw onderzoek en/of ontwikkelingen, bijvoorbeeld het gebruik van andere bestrijdingsmiddelen kan alsnog de specifieke zorgplicht van toepassing worden. Dat is nu aan de orde.
Kunnen weten
Initiatiefnemers zijn professioneel gebruiker van middelen, zie:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bestrijdingsmiddelen/vraag-en-antwoord/welke-gewasbeschermingsmiddelen-mag-ik-gebruiken
Uit de nota van toelichting bij het Bal: "
Het feit dat de specifieke zorgplicht naast de meer uitgewerkte algemene regels en vergunningvoorschriften geldt, laat onverlet dat in het algemeen het naleven van de voorschriften van dit besluit en een eventuele vergunning voldoende zal zijn om nadelige effecten te voorkomen, uitgaande van de gebruikelijke wijze waarop de in het besluit gereguleerde activiteiten in de praktijk worden uitgevoerd. Maar wanneer degene die de activiteit verricht ongebruikelijke handelingen uitvoert of juist handelingen nalaat, waarvan ieder redelijk denkend mens kan weten dat daardoor nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan die eenvoudig voorkomen hadden kunnen worden, heeft de zorgplicht wel betekenis naast de voorschriften."
Bron:
https://iplo.nl/regelgeving/omgevingswet/zorgplicht/specifieke-zorgplicht-activiteiten-bal/
Met het advies van de GGD kan ieder redelijk denkend mens weten dat nadelige gevolgen ontstaan.
Als een auto type-goedgekeurd is geeft dan nog geen toestemming om overal met die auto zo snel te rijden als de auto kan. Een typegoedkeuring geeft geen toestemming. Dat is bij de toelating van bestrijdingsmiddelen niet anders.
Omdat er sprake is van professioneel gebruik, mogen er bovendien hogere eisen gesteld worden aan het kennisniveau van de professionele gebruikers van bestrijdingsmiddelen, dit houdt in dat een professioneel gebruiker zich regelmatig bij- en naschoolt en vakliteratuur bijhoudt. Er kan dus niet gesteld worden dat de professioneel gebruiker niet op de hoogte had kunnen zijn van het GGD-advies om ramen en deuren te sluiten wanneer de professioneel gebruiker de middelen toepast.
Bewijslast specifieke zorgplicht
Er is een uitspraak waar een en ander valt af te leiden inzake de bewijslast,
ECLI:NL:RBROT:2025:1816, inzake "
Geurhinder cannabis".
Het komt neer op het volgende.
De specifieke zorgplicht uit artikel 2.11 van het Bal geldt in beginsel alleen wanneer het handelen of nalaten van degene die de activiteit verricht onmiskenbaar in strijd is met de zorgplicht. Pas in dat geval kan een overtreding van de specifieke zorgplicht aan een handhavingsbesluit ten grondslag worden gelegd.
Conclusie
Van een onmiskenbare strijdigheid met de zorgplicht is sprake.
Specifieke wet en regelgeving
Teelt in de openlucht is een milieubelastende activiteit (mba), zie par. 3.6.3 Bal. Op deze mba zijn onder andere de algemene regels voor “
het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen op braakliggende landbouwgronden en bij het telen van gewassen in de openlucht, bedoeld in paragraaf 4.64” Bal van toepassing.
Zoals hierboven al aangegeven blijken de regels uit par. 4.64 Bal – die voor het overgrote deel een voortzetting zijn van de regels die vóór de invoering van het Bal golden – volstrekt ontoereikend om verspreiding van bestrijdingsmiddelen buiten de bewerkte akkers te voorkomen. bestrijdingsmiddelen worden immers op aanzienlijke afstanden van bewerkte percelen aangetroffen.
Die bepalingen zijn volstrekt onvoldoende om invulling te geven aan de zorgplicht.
De aanvullende werking van de specifieke zorgplicht voor mba’s (art. 2.11 Bal)
De wetgever heeft ervoor gekozen om zorgplichten in te voeren. In combinatie met de maatwerkbevoegdheid maken die het mogelijk om met minder detailregels toe te kunnen (zie Stb. 2018, 293 (verder: NvT), o.a. pp. 508, 510, 526). “Daarom zijn de uitgewerkte rijksregels gericht op de belangrijkste nadelige gevolgen en dekt de specifieke zorgplicht eventuele andere situaties”, aldus de NvT (p. 508).
Het
Handboek Omgevingswet (p. 299) omschrijft de rol van de zorgplicht als volgt: “De zorgplicht bergt in zich al die voorschriften die bij het ontplooien van een activiteit vanzelfsprekend zijn, dat althans zouden moeten zijn.”
In de NvT, p. 519 wordt opgemerkt: “De specifieke zorgplicht gaat niet zo ver dat daaronder ook het voorkomen of beperken van nadelige gevolgen valt die in redelijkheid voor degene die de activiteit verricht niet te voorzien zijn.” Dat betekent dat
het voorkomen of beperken van nadelige gevolgen valt die in redelijkheid voor degene die de activiteit verricht te voorzien zijn onder de specifieke zorgplicht valt.
Uitgangspunt bij de specifieke zorgplicht is bovendien dat dat de inhoud daarvan meebeweegt met de ontwikkelingen. Nieuwe inzichten kunnen ertoe leiden dat de zorgplicht anders moet worden ingevuld. Zie IPLO: “
Burgers en bedrijfseigenaren moeten daarom blijven nadenken over de gevolgen van hun activiteiten. Met name als situaties of omstandigheden veranderen. Zij zijn verplicht goed op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. De specifieke zorgplicht biedt dus ook in toekomstige situaties bescherming van de leefomgeving.”
Bron:
https://iplo.nl/regelgeving/omgevingswet/zorgplicht/)
Anders gezegd: wat in het verleden mogelijk als niet of minder schadelijk wordt gezien, kan naar huidige inzichten onaanvaardbaar zijn.
De specifieke zorgplicht houdt onder andere in dat alle passende preventieve maatregelen ter bescherming van de gezondheid en tegen milieuverontreiniging worden getroffen, en geen significante milieuverontreiniging wordt veroorzaakt (art. 2.11 lid 2 onder a, b en d Bal).
Ten opzichte van de normale situatie waarin geen sprake is van lelieteelt en dus niet gedurende het hele teeltseizoen met grote regelmaat aanzienlijke hoeveelheden bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, leidt de lelieteelt tot significante milieuverontreiniging. Hieruit volgt dat niet alle passende preventieve maatregelen ter bescherming van de gezondheid en tegen milieuverontreiniging worden getroffen.
De conclusie kan volgens verzoekers dan ook geen andere zijn dan dat omdat de algemene regels m.b.t. het gebruik van bestrijdingsmiddelen ontoereikend zijn.
Conclusie
De specifieke zorgplicht uit het Bal wordt geactiveerd.
Bevoegdheid
Voor de zorgplicht en de specifieke zorgplicht is de gemeente bevoegd gezag. Handhaven is dan een taak van de gemeente.
Het verzoek
Gezien de grote afstanden waarop stoffen in bestrijdingsmiddelen zich verspreiden, kan de conclusie geen andere zijn dan dat de wettelijke voorschriften en gebruiksvoorschriften voor de toepassing van bestrijdingsmiddelen (zoals driftreductie door bijvoorbeeld aanpassen spuitmethodes, speciale spuitdoppen, rekening houden met wind, enzovoort) volstrekt ontoereikend zijn om verspreiding van bestrijdingsmiddelen buiten de akkers tegen te gaan.
De gemeente heeft geen zicht op welke bestrijdingsmiddelen toegepast worden. Al had de gemeente dat geweten dan was nog niet mogelijk om invulling te geven aan de zorgplicht, omdat volkomen onduidelijk is hoe stoffen zich gedragen, per stof en in combinatie, de combinatietoxiciteit. Hierover bestaat te weinig kennis.
Er is dan ook geen andere oplossing dan dat de activiteit achterwege gelaten dient te worden.
Het verzoek is dus een ogenblikkelijke stop op het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij teelten op genoemde kadastrale percelen.
Tijdstip van het verzoek
Het is voor verzoekers heel lastig om het juiste tijdstip te vinden om te verzoeken om handhaving, omdat niet helder is wat er waar geteeld gaat worden. Vaak is het pas zichtbaar dat het sierteelt betreft als de voorbereidingen al getroffen zijn. Het tijdstip van verzoeken, voor verzoekers pas nadat er duidelijk zichtbaar sprake is van sierteelt, kan verzoekers daarom niet tegengeworpen worden.
De termijn
Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Met het oog op de frequentie van toepassen van bestrijdingsmiddelen, de grote onomkeerbare gevolgen voor de mens, de onmogelijkheid van een belangenafweging, het van toepassing zijn van een omgekeerde bewijslast en het van toepassing zijn van Unierecht, is een korte termijn voldoende. Dit sluit aan bij
ECLI:NL:RVS:2020:993.
Om bovenstaande verzoek ik u om
binnen 14 dagen digitaal een besluit bekend te maken.
Nader standpunt bewijslast
Eerder is betoogd dat de drempel inzake de zorgplicht gehaald wordt. Het toetsingskader is besproken in het hoofdstuk 'Bewijslast specifieke zorgplicht'.
Hieronder motiveren wij dat drempel gehaald wordt, maar dat de drempel veel te hoog is en strijdig met het Unierecht.
Verdrag van Aarhus - andere bewijslast
De bewijslast als beschreven in hoofdstuk 'Bewijslast specifieke zorgplicht', 'onmiskenbare strijdigheid', sluit echter niet aan bij onderhavige zaak, omdat bij onderhavige zaak het verdrag van Aarhus van toepassing is. Hierdoor ontstaat een heel ander toetsingskader.
Het verdrag is van toepassing als er sprake is van activiteiten die een 'aanzienlijk effect op het milieu kunnen hebben', zie artikel 6 lid 1 onder b van het verdrag.
De bewijslast voor het
kunnen hebben van het aanzienlijke effect, ligt door het woord kunnen niet bij de verzoeker en is evident strijdig met onmiskenbare strijdigheid.
Aanzienlijk effect op het milieu
Er zijn meerdere redenen om te motiveren dat er sprake
kan zijn van een aanzienlijk effect op het milieu en daarmee de mens. Een van die motivaties komt voort uit onderstaande.
De milieubelastende activiteit geeft zoveel risico dat de GGD het advies geeft ramen te sluiten en iedereen binnen moet blijven. Binnen moeten blijven vanwege milieuomstandigheden is een ernstige beperking en daarmee en aanzienlijk effect op het milieu.
De reikwijdte van het effect is meer dan 500 meter, ook hier is belangrijk dat de bewijslast niet bij verzoeker ligt.
De reikwijdte is minstens 500 meter, omdat op 500 meter geen afname gevonden is van middelen en op meer dan 1000 meter stoffen gevonden zijn. Alle mensen binnen een straal van 1000 meter
kunnen te maken krijgen met de gevolgen. Zie ook het hoofdstuk 'Afstand'.
Gezien de afstand worden bovendien veel mensen blootgesteld. Voor veel mensen ontstaat een aanzienlijk effect op het milieu.
Het verdrag maakt (volgens het LZ II-arrest, punt 45) integrerend onderdeel uit van de rechtsorde van de Unie, dan is ook het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing. Hierna aangehaald als VWEU.
Het VWEU ziet op bescherming van de gezondheid van de mens, zie artikel 191 onder 1 lid 2.
Bij die bescherming van de gezondheid van de mens is het volgende artikel uit dat verdrag cruciaal:
"
2. De Unie streeft in haar milieubeleid naar een hoog niveau van bescherming, rekening houdend met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Unie. Haar beleid berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt."
Het verdrag van Aarhus, de omgekeerde bewijslast, te lezen in samenhang met het VWEU, geeft een heel ander toetsingskader dan eerder genoemd in de zaak
'Geurhinder cannabis', omdat anders de volgende doelen niet gehaald worden:
- een hoog niveau van bescherming
- toepassing van het beginsel van preventief handelen
- het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang bij de bron wordt bestreden
Het toetsingskader 'onmiskenbare strijdigheid' komt voort uit beleid of wetgeving. Bij 'Aarhus-zaken' is het beleid dus strijdig met het beleid (het streven) van de Unie.
Tenslotte
„
Ons gedrag tussen 2020 en 2030 [...] zal beslissend zijn voor de toekomst van de mens op aarde. De toekomst ligt niet vast. Zij ligt in onze handen." Citaat uit de conclusie van advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de Europese Unie, T. Capeta van 20 april 2023, C-116/22, punt 1,
ECLI:EU:C:2023:317.
Met vriendelijke groet,
Geert Starre, gemachtigde
Balie:
- handhavingsverzoek
- ondertekeningsdocument
Bijlage email:
- handhavingsverzoek
- ondertekeningsdocument
- verklaring artsen inzake bestrijdingsmiddelen in de bollenteelt 9 april 2025
- lijst ondertekenaars verklaring artsen
- per organisatie statuten, machtiging en inschrijving handelsregister