aan: Rechtbank Noord-Nederland afdeling bestuursrecht
digitaal met DigiD
betreft: BEROEP biomassacentrale Meppel
ons kenmerk: m18632
datum: 23 jan 2023
van: Stichting Natuurbeschermingswacht
Gerard ter Borchstraat 51, 7944 GM Meppel
info@natuurbeschermingswacht.nl
www.natuurbeschermingswacht.nl
KvK-nummer 41019696
0522-260791
Geachte rechtbank,
Stichting Natuurbeschermingswacht kan zich niet verenigen met het besluit van gs Drenthe met de volgende kenmerken:
datum: 14 dec 2022
kenmerk: 202101412-01039431
titel: Besluit op bezwaar - afwijzing handhavingsverzoek
Bremenbergweg 2b 7942 JP Meppel - biomassacentrale
De Natuurbeschermingswacht kan zich om een aantal redenen niet verenigen en stelt daarom beroep in tegen het besluit.
De provincie heeft zich bij het motiveren van het bestreden besluit van 14 dec 2023, niet gehouden aan de uitspraak van de rechtbank (
ECLI:NL:RBNNE:2022:3344). Duidelijk is in die uitspraak gesteld dat artikel 6 lid 4 van de Habitatrichtlijn van toepassing is. In de uitspraak staat:
"
Ingevolge artikel 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn neemt de Lid-Staat, indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. De Lid-Staat stelt de Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen.
Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort is, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd."
Een biomassacentrale is niet van groot openbaar belang. Bovendien kan het artikel niet achteraf, na een handhavingsverzoek toegepast worden, maar enkel voorafgaand aan een besluit, nadat namens de lidstaat de Europese commissie op de hoogte is gesteld en deze advies heeft uitgebracht.
Omdat in artikel 6 lid 4 de procedure voor een belangenafweging is geregeld, is een belangenafweging zoals in het bestreden besluit,
niet mogelijk. En zeker niet na een handhavingsverzoek en zonder het doorlopen van een passende beoordeling.
Belangrijk bij bovenstaande: er is geen sprake van een PAS-melding. De centrale zorgt voor meer depositie dan de voormalige drempel van een PAS-vrijstelling.
Inhoudelijke beschouwing van het bestreden besluit
Per deel moviteer ik aan de hand van citaten uit het bestreden besluit, waarom de Natuurbeschermingswacht zich niet kan verenigen met de motivatie in het bestreden besluit.
Citaat 1:
"Wat betreft de depositie op De Wieden en andere Overijsselse Natura 2000-gebieden, geldt dat niet wij voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen verantwoordelijk zijn maar GS van de provincie Overijssel."
Onze reactie: De Lid-Staat is verantwoordelijk. Daarom mag de Lid-Staat zich niet opknippen en naar de eigen onderdelen van zichzelf verwijzen.
Citaat 2: "
Als we kijken naar de toename van 0,15 mol (worst case: 0,24 mol) betreft dit 0,019 % (worst case: 0,032 %) van de overbelasting. Dit aandeel is zo klein dat wij kunnen spreken van een verwaarloosbare depositie."
Onze reactie: Als een gebied overbelast is, dan is elke toename van stikstofdepositie mogelijk significant. Dan dient artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn toegepast te worden, inclusief het doorlopen van een passende beoordeling.
Vaststellen dat een depositie verwaarloosbaar is, is niet mogelijk zonder een passende beoordeling. Tot de dag van vandaag is er geen enkele vorm van een natuurtoets opgesteld. Een AERIUS-calculatie is geen natuurtoets, slechts een mogelijk onderdeel ervan.
Citaat 3: "
Gezien het voorgaande dient de BMC aan de Bremenbergweg een groot publiek belang als warmtevoorziening voor de nieuwbouwwijk Nieuwveenselanden en levert zij een bijdrage aan het behalen van klimaatdoelstellingen."
De van toepassing zijnde vraag is slechts of de BMC voldoet aan de voorwaarden zoals geformuleerd in artikel 6 lid 4 van de Habitatrichtlijn. Onze reactie: Dat valt niet te stellen zonder passende beoordeling. Een andere vorm belangenafweging, dan het toepassen van artikel 6 lid 4, is niet mogelijk. Artikel 6 lid 4 is niet toegepast.
De bewoners zullen niet in de kou zitten, daarin voorziet andere wetgeving. Verwarming is echter niet mogelijk met een pelletkachel zoals nu in gebruik. Er is dus ook geen sprake van ontstentenis van alternatieve oplossingen.
Citaat 4: "
Daar komt bij dat de minister van LNV in februari 2022 het Legalisatieprogramma PAS-meldingen heeft gepubliceerd en dat zal worden bekeken of en in hoeverre de BMC in dit kader kan worden gelegaliseerd."
Onze reactie: PAS-legalisatie is niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een PAS-melding en de centrale voor meer depositie zorgt dan de PAS-vrijstelling. Bovendien moet ook voor legalisatie het project passend beoordeeld worden.
Citaat 5: "
In de kamerbrief van 25 november 2022 gaat de minister voor Natuur en Stikstof nader in op een korte termijnaanpak voor de nodige stikstofreductie, [..]"
Onze reactie: De Lid-Staat heeft nog geen enkele maatregel of passende maatregel genomen.
Toelichting: het voorzorgsbeginsel
Volgens het Hof van Justitie staat in de bescherming van Natura 2000-gebieden het voorzorgbeginsel centraal. Om dit beginsel te verhelderen, worden enkele recente uitspraken besproken.
Punt 6.1 van hoger beroep, meervoudige kamer Raad van State,
ECLI:NL:RVS:2022:2557:
"
Het bepalen van de hoogte van de emissie is zowel van belang in de voortoets als in de passende beoordeling. In de voortoets moet op grond van objectieve gegevens zijn uitgesloten dat een project op zichzelf of in combinatie met andere plannen en projecten significante gevolgen heeft. In de passende beoordeling moeten op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van het plan of het project die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudings-doelstellingen van een Natura 2000-gebied in gevaar kunnen brengen, worden geïnventariseerd. Toestemming kan op basis van een passende beoordeling worden verleend als de zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Daarvan is volgens het Hof van Justitie sprake als er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn. Het Hof heeft meermalen geoordeeld dat het voorzorgbeginsel ten grondslag ligt aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Het voorzorgbeginsel speelt zowel in de voortoets als in de passende beoordeling een rol."
Conclusie uit bovenstaande:
- Aan de voortoets worden dezelfde eisen gesteld als aan de passende beoordeling, namelijk dat toestemming pas kan worden verleend nadat "de zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten"
- Het voorzorgsbeginsel is leidend.
De genoemde uitspraak (
ECLI:NL:RVS:2022:2557, herhaling) onder 1.2, verduidelijkt ook andere afwegingen:
"
Het voorzorgbeginsel dat aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn ten grondslag ligt en de strikte uitleg die het Hof van Justitie daaraan geeft in een voortoets en passende beoordeling, laten echter een andere uitkomst van de uitspraak niet toe."
De Natuurbeschermingswacht maakt hieruit op dat:
- een belangenafweging niet mogelijk is
- geen enkele andere afweging mogelijk is dan een strikte uitleg van de Habitatrichtlijn.
Op 12 oktober 2022, meervoudige kamer, bevestigt de Afdeling deze lijn in
ECLI:NL:RVS:2022:2874, punt 9:
"
Het voorzorgbeginsel dat aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn ten grondslag ligt en de strikte uitleg die het Hof van Justitie daaraan geeft in een voortoets en passende beoordeling, bieden daarvoor geen ruimte. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het project vergunningplichtig is en passend beoordeeld moet worden."
Bovenstaande citaten zien op artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn. Bij handhaving, artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn, vereist het Hof eenzelfde beschermingsniveau.
De Afdeling bevestigt dit op 2 november 2022 in de tussenuitspraak van de meervoudige kamer (
ECLI:NL:RVS:2022:3159):
"
31.3. De bepalingen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn moeten als een coherent geheel worden uitgelegd. Met het tweede en het derde lid van dit artikel is beoogd om hetzelfde beschermingsniveau te waarborgen, zo heeft het Hof verschillende keren overwogen (zie onder meer het arrest van 24 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:512, Commissie/Spanje (Beschermd Natuurgebied Doñana), punt 156)."
Het voorzorgbeginsel
Een belangenafweging, of een andere afweging, in welke vorm dan ook, is niet mogelijk, zie
ECLI:NL:RVS:2022:2557 onder 1.2: "
Het voorzorgbeginsel dat aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn ten grondslag ligt en de strikte uitleg die het Hof van Justitie daaraan geeft in een voortoets en passende beoordeling, laten echter een andere uitkomst van de uitspraak niet toe."
Slechte staat van instandhouding
Het Compendium voor de Leefomgeving, CLO (een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR) schrijft:
"
In Nederland heeft ca. 90% van de habitattypen een zeer tot matig ongunstige staat van instandhouding." Bron:
https://www.clo.nl/indicatoren/nl1483-beoordeling-vogel--en-habitatrichtlijn-in-europees-perspectief
Daarom dient de Habitatrichtlijn strikt gevolgt te worden.
Verzoek
Namens de natuurbeschermingswacht verzoek ik om de provincie de opdracht te geven de overtreding te beëindigen.
Met vriendelijke groet,
namens de Natuurbeschermingswacht,
ing. Geert Starre, secretaris
Bijlagen:
- statuten 2023
- machtiging secretaris
- inschrijving handelsregister
- het bestreden besluit