aan:          College van Gedeputeerde Staten van Drenthe
              postbus 122
              9400 AC Assen

betreft:      Zienswijze Ontwerpbesluit Nieuwbouwlocatie Vledderveen

uw kenmerk:   202001118-00896939

ons kenmerk:  m16471

datum:        13 oktober 2020

van:          Natuurbeschermingswacht Meppel en Omstreken
              www.natuurbeschermingswacht.nl
              correspondentieadres:
              info@natuurbeschermingswacht.nl
              Gerard ter Borchstraat 51
              7944 GM Meppel
              0522-260791

Geacht college,


Hierbij dient het bestuur van de Natuurbeschermingswacht Meppel en omstreken, een zienswijze in op het ontwerpbesluit Wet natuurbescherming (Wnb) voor het oprichten en gebruiken van een woningbouwlocatie in Vledderveen met kenmerk: 202001118-00896939

Samenvatting
De zienswijze richt zich niet tegen woningbouw sec, maar op de wijze waarop de stikstofdepositie is verantwoord, het SSRS (StikStofRegistratieSysteem).

De Wnb biedt meerdere oplossingsrichtingen voor het verlenen van vergunningen, maar het gebruik van SSRS zoals toegepast in deze ontwerp-vergunning is in strijd met de Habitatrichtlijn en de daarbij behorende jurisprudentie.

Om de woningbouw alsnog mogelijk te maken dient GS een andere werkwijze te kiezen, bijvoorbeeld door het project te herdefiniëren met een interne saldering of de ADC-methodiek kiezen.

Inhoudelijk ontbreekt een passende beoordeling, zowel voor het project als voor SSRS. Deze behoort altijd deel uit te maken van de overwegingen.

De invoer voor de AERIUS-berekeningen bevat onzekerheden die niet zijn vertaald naar een worst-case en dus een onderschatting kunnen opleveren van de stikstofdepositie van het project.

Hoewel wij het gebruik van SSRS afwijzen, signaleren we dat op geen enkele wijze is aan­getoond dat het stikstofregistratiesysteem voldoende inhoud heeft om het stikstofeffect van het project te compenseren. Een verantwoording van dit systeem, de ‘vulling’, de ‘voorraad’ en de ‘afboeking’ zijn niet verantwoord. Het enkele briefje van een externe organisatie, Bij12, niet zijnde een bestuursorgaan, volstaat niet om een besluit op te baseren.
In dit specifieke geval (Vledderveen) is de vergunning verleend aan de gemeente, maar bestaan onduidelijkheden wie een vergunning behoeft, enerzijds om het project te realiseren (projectontwikkelaar of aannemer) anderzijds om het project te gebruiken (bewoners).

Impliciet blijken er voorschriften (bijvoorbeeld niet aansluiten op het gasnet) en aannames voor kwaliteit en kwantiteit van werktuigen te zijn, doch voorschriften zijn niet opgenomen.
De conclusie is dat aan de ontwerp-vergunning een motiveringsgebrek kleeft.

Algemene verklaring
Wij willen duidelijk gesteld hebben dat we deze zienswijze niet indienen omdat we tegen het project zijn, maar uitsluitend omdat we bedenkingen hebben over de wijze waarop het besluit is genomen. Dit betreft met name de verantwoording voor de wijze waarop de stikstofeffecten van het project worden behandeld.

Helaas, door de manier waarop de provincie is omgegaan met het PAS, en nog omgaat met andere invloeden op de Natura 2000-gebieden, hebben wij alle vertrouwen in deze overheid met betrekking tot de bescherming van onze natuurgebieden verloren. De provincie Drenthe was er van op de hoogte dat het PAS in strijd was de Europees rechtelijke bepalingen, heeft desondanks vele vergunningen verstrekt, daarmee (vrijwel) onherstelbare schade aangericht aan onze natuurgebieden en is mede verantwoordelijk voor de huidige ‘stikstofcrisis’.

De methodiek die nu wordt gebruikt, het stikstofregistratiesysteem (SSRS) vertoont vele kenmerken die met het PAS overeenkomen. Met het stikstofregistratiesysteem wordt wederom een onrechtmatig systeem gebruikt; oude wijn in nieuwe zakken.

De noodzaak voor woningbouw
Veilig wonen is een mensenrecht, daarom hopen wij dat het project doorgang kan vinden, echter niet met een vergunning op basis van het SSRS, maar bijvoorbeeld op basis van saldering of de ADC-methodiek. Het is momenteel een politieke keuze deze mogelijkheden niet te benutten. Derhalve voelen wij ons niet bezwaard door eventuele verwijten dat wij woningbouw blokkeren.

Uitvoering van de Wet natuurbescherming
De uitvoering van de Wnb dient altijd te worden beschouwd in het licht van de Habitat­richtlijn en de jurisprudentie daar om heen. Wij gaan dit in een kader van een zienswijze niet uitgebreid omschrijven. Slechts samenvattend: de toestemming voor een project kan slechts worden gegeven op basis van een passende beoordeling. De aan een passende beoordeling te stellen eisen zijn door het Europees Hof van Justitie verwoord. Aan het geheel ligt het voorzorgprincipe ten grondslag.

Vertaald naar de specifieke situatie: toestemming voor de stikstofemissie van dit woningbouw­project kan slechts worden verleend wanneer met zekerheid vast staat dat deze emissie niet zal leiden tot significante negatieve effecten. Anders en praktisch gesteld; de zekerheid moet bestaan dat op het moment van toestemming er door het project geen toename plaatsvindt van stikstofdepositie.

Een besluit moet zorgvuldig zijn voorbereid en moet rusten op een draagkrachtige motivering. Een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur eist dat de motivering van het besluit zo is opgeschreven dat ze duidelijk zijn voor de burger en niet op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd. De aan het besluit ten grondslag liggende feiten en belangen moeten zijn verantwoord.

Waarom geen SSRS? Wat is SSRS?
Per 1 januari 2020 is in artikel 5.5a van de Wet natuurbescherming (Wnb) opgenomen dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat besluiten waarbij projecten als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, worden toegestaan, kunnen worden genomen met gebruikmaking van door Onze Minister geregistreerde stikstofdepositieruimte.

Samengevat komt de stikstofdepositieruimte beschikbaar door maatregelen die aanvullend zijn op het beheerplan van het Natura 2000-gebied. Bij ministeriele regeling worden nadere regels gesteld over de wijzen van toebedelen aan en project.

In de Regeling natuurbescherming (Rnb) geldend vanaf 24 maart 2020 zijn deze regels opgenomen. Samengevat behelzen deze maatregelen dat er een register wordt ingesteld, het stikstofregistratiesysteem (SSRS) waaruit gebruik kan worden gemaakt om een project goed te keuren.

Inmiddels zijn in Drenthe (ontwerp)vergunningen ingevolge de Wet natuurbescherming (Wnb) verstrekt aan woningbouwprojecten met stikstofemissie in zowel bouwfase als gebruiksfase. Aan deze projecten wordt depositieruimte toegekend op basis van het SSRS.

Vraagstelling
Bij het bezien van deze vergunningen drong zich de vraag op of de Habitatrichtlijn het toelaat vergunningen te verstrekken voor stikstofdepositie op reeds overbelaste Natura 2000-gebieden op basis van zulk een registratie­systeem. Met andere woorden de vraag of deze regeling, net zoals het PAS, mogelijk in strijd is met Europese regelgeving. Nederlandse wetten of regels mogen nimmer in strijd zijn met Europese bepalingen.   
Niet in het geding is dat de woningbouw (bouwfase) een project is in de zin van de Habitat­richtlijn (Hri), het kan een project zijn met mogelijk significante gevolgen voor een Natura 2000-gebieden. De toestemmingverlening voor een dergelijk project is geregeld in artikel 6, lid 3 van de Hri. Dit is te beschouwen als een soort tweetrapsraket. Eerst dient een passende beoordeling te worden gemaakt, waarna slechts toestemming mag worden gegeven indien het project de natuurlijke kenmerken van enig Natura 2000-gebied niet aantast.

Uit jurisprudentie (met name uitspraak RvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603 https://www.raadvanstate.nl/@115602/201600614-3-r2/  ) volgt dat geen toestemming voor een project mag worden verleend wanneer dit project stikstofdepositie toevoegt aan een reeds overbelaste situatie. Het toch verlenen van toepassing met gebruik van SSRS kan worden beschouwd als een compensatie of als een externe saldering.

Artikel 6, lid 3, van de Hri voorziet niet in de mogelijkheid de door een project aan beschermingszones veroorzaakte schade te compenseren, daartoe strekt art.6, lid 4.
Vervolgens komt de vraag aan de orde hoe de in Nederland genomen verkeersmaatregelen die worden gebruikt om het SSRS te ‘voeden’, zijn te duiden in het teken van de Habitatrichtlijn.

Maatregelen in artikel 6 van de Habitatrichtlijn
In het kader van artikel 6 van de Habitatrichtlijn zijn vier soorten maatregelen te onderscheiden (Bron: ECLI:NL:RVS:2019:1603, r.o. 7.1 Uitspraak RvS):

Instandhoudingsmaatregelen: maatregelen gericht op het behoud of het herstel van een gunstige staat van instandhouding van de soorten en typen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Artikel 6, eerste lid, verplicht tot het treffen van deze maatregelen.

Passende maatregelen: maatregelen gericht op het voorkomen van verslechteringen en verstoringen die een significant effect kunnen hebben op de soorten en typen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen.  Artikel 6, tweede lid, verplicht tot het treffen van deze maatregelen. Het Hof noemt deze maatregelen ook preventieve maatregelen.

Beschermingsmaatregelen: maatregelen waarmee word beoogd de eventuele schadelijke gevolgen die rechtstreeks uit een plan of project voortvloeien te voorkomen of te verminderen, teneinde ervoor te zorgen dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Beschermingsmaatregelen kunnen betrokken worden in een op basis van artikel 6, derde lid, te verrichten passende beoordeling van de gevolgen van een plan of project. De Afdeling noemt deze maatregelen ook mitigerende maatregelen.

Compenserende maatregelen: maatregelen die de schadelijke gevolgen van een plan of project beogen te compenseren. Deze maatregelen moeten worden getroffen als op grond van artikel 6, vierde lid, toch toestemming wordt verleend voor een plan of project ondanks dat niet aan de vereisten uit het derde lid wordt voldaan.

Toepasselijke jurisprudentie
De verkeersmaatregelen valt onder het begrip passende maatregelen zoals bedoeld in art.6, lid 2 en niet onder beschermingsmaatregelen, zoals bedoeld in art.6, lid 3.

De vraag is of passende maatregelen kunnen worden ingezet voor een project is in r.o. 83-84 van de uitspraak HvJ inzake C-293/17 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:62017CJ0293&from=NL  PAS-uitspraak) aldus overwogen:
"83.      De beoordeling volgens artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn in de hoofdgedingen heeft echter geen betrekking op deze bronnen, maar op andere bronnen. Vermindering van de emissie uit deze andere stikstofbronnen voorkomt noch reduceert de depositie die door het betrokken onderzochte bedrijf wordt veroorzaakt. Een dergelijke emissievermindering kan dus bij de verlening van een vergunning aan een agrarisch bedrijf overeenkomstig artikel 6, lid 3, niet gelden als compensatie voor de stikstofemissie van dat bedrijf, zelfs niet voor een deel."

"84.      Alleen wanneer met zulke op andere bronnen gerichte maatregelen de stikstofdepositie in de betrokken beschermingszone zo ver onder de voor de betreffende habitats vastgestelde waarden zakt dat voldoende ruimte voor extra stikstofdepositie ontstaat, dus dat de totale belasting beantwoordt aan de norm zoals die hierboven is uiteengezet, kan deze extra depositie volgens artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn worden toegestaan."

In rechtsoverweging 124 van de uitspraak HvJ inzake C-293/17 (Pas-uitspraak) is overwogen: "Naar het positieve effect van de maatregelen die krachtens artikel 6, leden 1 en 2, van de habitat­richtlijn nodig zijn, kan ook niet worden verwezen om op grond van lid 3 van dat artikel een vergunning te verlenen voor projecten die nadelige gevolgen hebben voor beschermde gebieden."

Wellicht ten overvloede, in r.o. 11.3 van de PAS-uitspraak van de ABRvS, wordt dit aldus bevestigd: "Dat oordeel luidt dat de positieve gevolgen van instandhoudingsmaatregelen en passende maatregelen die krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn moeten worden getroffen niet mogen worden gebruikt, of zoals de Werkgroep het ter zitting verwoordde, ‘als wisselgeld worden ingezet’, ter mitigatie van de eventuele schadelijke gevolgen van een plan of project."

Conclusie
Het toekennen van depositieruimte aan een project op basis van het SSRS is in strijd met de Habitatrichtlijn.
 

Het ontwerpbesluit zelf

Alhoewel wij van mening zijn dat het ontwerpbesluit niet kan leiden tot een besluit vanwege de onwettige toepassing van SSRS, gaan wij toch in op details uit het ontwerpbesluit.

1. Aanvraag en procesverloop
Wij constateren dat is gesteld de aanvraag onderdeel uitmaakt van de vergunning. Weliswaar is gesteld dat een aantal andere documenten onlosmakelijk met de vergunning zijn verbonden, maar niet dat ze onderdeel uitmaken van de vergunning en dus bindend zijn. Derhalve kleeft aan het besluit een motiveringsgebrek.

2. Wettelijke bepalingen
In de tweede alinea van het ontwerpbesluit is gesteld dat bij het afgeven van vergunningen rekening moet worden gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied en de regionale en lokale bijzonderheden. Uw volgende zin: “In dit geval zien wij, deze belangen in acht genomen, geen reden om de vergunning anders vorm te geven.”, roept bij ons de vraag op of u genoemde vereisten ook daadwerkelijk in uw overwegingen heeft betrokken.

Er is geen enkele motivering opgenomen op welke wijze u dit heeft gedaan. Hier is dus sprake van een motiveringsgebrek.

Overigens zijn wij van mening dat het artikel 1.10 lid 3 Wnb betrekking heeft op het treffen van natuurbeschermingsmaatregelen en daar valt de afgifte van vergunningen niet onder.
In de derde alinea maakt u melding van de regels rond het SSRS. Gezien de ervaringen met het PAS kunnen wij er niet blindelings op vertrouwen dat LNV-regelingen niet in strijd zijn met het Europees beleid. Overigens stelt artikel 5.5a Wnb eisen aan de registratie en toedeling van de stikstofdepositieruimte. In een vergunning dient dan ook te worden gemotiveerd of en in welke mate aan deze eisen is voldaan.

4. Bepalen vergunningplicht
In dit specifieke geval heeft u vergunningplicht aangenomen. Dit kan echter niet op basis van de uitkomst van een AERIUS-berekening, maar dient te worden getoetst aan de (theoretische) mogelijkheid dat er significante effecten kunnen zijn. Ons inziens is niet de uitkomst maar de invoer van de AERIUS berekening de beslissende factor voor het bepalen van vergunningplicht. Wanneer er sprake is van stikstofemissie, hoe klein ook, bestaat er kans of significante effecten.   
In dezelfde paragaaf 4 is sprake van overige effecten op het Natura 2000-gebied. Een passende beoordeling van deze effecten hebben wij niet aangetroffen.

6. Stikstofregistratiesysteem
Deze paragraaf ademt de sfeer van ‘dan leggen we het nog even uit’. Dank daarvoor. Maar de paragraaf is geenszins een verantwoording dan wel een passende beoordeling van het project.

7. Passende beoordeling stikstof
Gezien de titel van deze paragraaf mag je verwachten hier een passende beoordeling, dan wel een verwijzing naar een passende beoordeling te treffen. Dit is geenszins het geval. Deze paragraaf 7 is goeddeels een herhaling dan wel verdieping van paragraaf 6 en geen passende beoordeling.

Een passende beoordeling houdt volgens het Hof van Justitie (diverse arresten) in dat op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake alle aspecten van het plan of het project die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied in gevaar kunnen brengen, moeten worden geïnventariseerd. Een passende beoordeling mag geen leemten vertonen en dient volledige, precieze en definitieve constateringen en conclusies te bevatten die elke redelijke wetenschappelijke twijfel over de effecten van de geplande project op het betrokken beschermde gebied kunnen wegnemen.
In de paragraaf 7 zijn de volgende zinnen opgenomen: “De AERIUS berekeningen waarmee aangetoond is dat er op geen enkel hexagoon van een relevant Natura 2000 gebied een toename is van stikstof, kan gezien worden als passende beoordeling voor het aspect stikstof. Dit is vergelijkbaar met een vergunning voor extern salderen.”

Staat hier nu dat de AERIUS berekeningen, en dat willen we best ruim zien, inclusief toelichtingen, een passende beoordeling zijn ? Of zijn ze het niet en kunnen ze (slechts) worden gezien als een passende beoordeling. Zeer verwarrend. Buiten discussie is dat er een passende beoordeling dient te zijn. Als we de AERIUS berekeningen c.a. beschouwen als een passende beoordeling dan moeten deze aan de door het HvJ geformuleerde eisen voldoen; herhaling; een passende beoordeling mag geen leemten vertonen en dient volledige, precieze en definitieve constateringen en conclusies te bevatten die elke redelijke wetenschappelijke twijfel over de effecten van de geplande project op het betrokken beschermde gebied kunnen wegnemen. De in het ontwerp-besluit gepresenteerde gegevens voldoen hier niet aan.

Aan wie wordt vergunning verleend?
Bij het bepalen wat de stikstofemissie is van het project, treffen we al snel termen als realiseringsfase en gebruiksfase. Hierbij vragen we ons af wie een vergunning moet hebben voor deze fasen.

De vergunning is aangevraagd en zal mogelijk worden verleend aan de gemeente Westerveld. Voor ons is het zeer de vraag of de gemeente Westerveld ook degene is die het project gaat realiseren. Meer voor de hand liggend is dat dit een projectontwikkelaar of een aannemer is. Deze beschikt dan niet over een vergunning Wnb. De vergunning is niet overdraagbaar omdat de Wnb hierin niet voorziet.
Ten aanzien van de gebruiksfase zijn het de toekomstige bewoners die de stikstof gaan emitteren. Ook hier kan de vergunning niet worden overgedragen van gemeente aan bewoners. Direct doet de vraag zich voor over welke termijn moet worden gerekend. De wet eist dat de toename van depositie voor die termijn reeds ‘voorhanden’ is.

Onzekerheden in de stikstof balans
Vooruitlopend op een bespreking van de briefrapporten signaleren we dat de inhoud van het project nog onzeker is, maar dat dit kan worden opgevangen door een worst-case benadering. Al met al dienen volledige, precieze en definitieve berekeningen van de emissie plaats te vinden, wat tot nu toe niet is gebeurd.

Vervolgens zou per hexagoon moeten zijn aangetoond dat de depositie als gevolg van de berekende emissie, reeds is bespaard door de genomen maatregelen met aftrek van 30 %. Hiervoor is onder meer noodzakelijk dat de (model) berekeningen die tot het ‘vullen’ van het registratiesysteem hebben geleid worden overlegd.

De vraag doet zich voor of het rekenmodel is gebaseerd op metingen van de betrokken wegvakken. Ofwel gegevens over de aantallen voertuigen en hun snelheden in vergelijking met die van een tijdvak dat de snelheidsverlaging voor de rijkswegen nog niet van kracht waren. Ook wij constateren dat de gemiddelde snelheid is afgenomen, maar ook dat zeker niet ieder voortuig zich aan de snelheidsbeperking houdt. In dit geval kan dit niet worden afgedaan als een handhavingszaak, omdat het handelt over feitelijke gegevens.

Het zou al zeer helpen wanneer per hexagoon inzichtelijk wordt gemaakt wat de ‘voorraad’ bespaarde stikstof was op het moment van reservering. We zeggen het maar duidelijk, maar na de PAS-affaire is het vertrouwen in de overheid weg.

De provincie vergelijkt het met extern salderen. Als dit plaatsvindt met bijvoorbeeld een stoppend veebedrijf is meteen ook duidelijk welke ‘stikstofwinst’ er wordt bereikt. Dat hoort bij dit SSRS ook zo te zijn.

Wij vragen om duidelijkheid ten aanzien van de gebruiksfase. Je kunt modelmatig berekenen (ook via een worst case) wat de stikstofemissie jaarlijks is. Als je een levensduur van bijvoorbeeld 50 jaar aanneemt voor een woningbouwproject, kan de vergunning alleen worden verleend wanneer reeds 50 maal de jaarlijkse uitstoot is bespaard.

Gaarne zien wij een verduidelijking van de aannamen in de gebruiksfase. We noemen als fictief voorbeeld dat is gerekend met één voertuig per huis. Wanneer zou blijken dat dit er na verloop van tijd twee zijn, worden de vergunningvoorschriften (die overigens ontbreken) overtreden.

Basis voor AERIUS berekeningen
Als bijlagen bij de ontwerpvergunning zijn een tweetal Aerius berekeningen alsmede een drietal ‘briefrapporten’ toegevoegd. De briefrapporten zijn gedateerd: 31 januari 2020 en twee maal 12 juni 2020.

De berekening van 31 januari 2020 heeft plaatsgevonden ten behoeve van het bestemmings­plan, niet ten behoeve van het project. Dit bijgevoegd rapport heeft geen betrekking op het project waarvoor de ontwerpvergunning is afgegeven.

Uit het rapport van 31 januari 2020 blijkt dat de inhoud van het plan nog onduidelijk is. Hier is in het kader van de Wnb mee te werken, mits duidelijk wordt dat de passende beoordeling is gebaseerd op een worst-case scenario. Dit is echter nergens vermeld. Er is voor de invoer­gegevens gebruik gemaakt van een ander, onbekend, bouwproject die voor de inzet van werk­tuigen een emissie oplevert van 64,0 kg NOx/jr. Voorts zijn berekeningen uitgevoerd van verkeersbewegingen die samenhangen met de bouwfase. Ook hier geen concrete basis­gegevens, noch een worst case scenario. Er wordt dus niet voldaan aan de voorwaarde dat sprake is van volledige, precieze en definitieve constateringen.

Ook de berekeningen in de gebruiksfase vertonen een grote mate van onzekerheid. Wel is beschreven over welke wegvakken is berekend, maar niet is gemotiveerd waarom dit zo is. De conclusie is overigens dat het bestemmingsplan (hier niet aan de orde) geen doorgang kan vinden.

Het briefrapport van 12 juni 2020, kenmerk 200725, bevat voorstellen om met andere aannames de stikstofbelasting terug te brengen en resulteert niet in conclusies.
Het briefrapport van 12 juni 2010, kenmerk 200832, lijkt een finaal rapport. Hierin wordt gesproken over een worst case benadering van de aanlegfase met als resultaat 64 kg NOx als gevolg van werktuigen en 1311 lichte en 312,8 zware verkeersbewegingen. Wij constateren dat de aangegeven onzekerheden voor het project niet aantoonbaar in de berekening zijn verwerkt. De term worst-case heeft hier slechts betrekking op het niet-inzetten van elektrische kranen, maar niet op een kwantificering die recht doet aan de onzekerheden.

De emissie per draaiuur is voldoende onderbouwd door het TNO-rapport. Het aantal in te zetten machines en het aantal draaiuren zijn niet of onvoldoende verantwoord.
Aerius bijlage 1 lijkt betrekking te hebben op de realiseringsfase en resulteert in een maximale depositie van 0,29 mol/ha/jr in het Drents-Friese Wold.

Aerius bijlage 2 heeft dan betrekking op de gebruiksfase. Opvallend is dat alle verkeer vanuit Vledderveen plaats vindt in zuidwestelijke richting, alsof er in noordoostelijke richting geen wegen zijn. Ongetwijfeld zullen ook daar verkeersbewegingen gaan plaatsvinden. In de berekening zijn alleen verkeersbewegingen opgenomen en zijn alle overige stikstofbronnen die samenhangen met het gebruik van een woning genegeerd, bijv. houtstook, grasmaai­machine, barbecues.

Ontbreken van voorschriften
Aan de vergunning zijn geen voorschriften verbonden. Uit de stukken is op te maken dat de te bouwen woningen niet mogen worden aangesloten op een gasnet. Dit is echter niet voorgeschreven. Evenmin is voorgeschreven welke soort van bouwwerktuigen en voor welke duur mogen worden ingezet.

Discussie
De stikstofcrisis is veroorzaakt door de overheden die de juridische waarschuwingen over het PAS in de wind sloegen.

De Wnb kent meerdere mogelijkheden om vergunningen te verstrekken voor projecten. Voorwaarde is slechts dat ze de kwaliteit van de natuur niet aantasten. Daarnaast is er in de Wnb een uitzonderingsmogelijkheid, de zogenoemde ADC-criteria. Dit was vóór de PAS-uitspraak zo en is ná de PAS-uitspraak zo.

ADC betekent dat een project waarvoor geen Alternatieven zijn, een Dwingende reden van openbaar belang aanwezig is, kan doorgaan als er Compenserende maatregelen worden getroffen. Woningbouw in Nederland voldoet momenteel aan het D-criterium.

Het is de politiek die naast de basisvoorwaarden die de Wnb stelt regeltjes toevoegt die de problematiek ingewikkeld maakt.

Het PAS bestond uit regeltjes om ondanks dat de Wnb een vergunning niet zou toestaan deze toch te kunnen verstrekken. Dit kwam voort uit de onwil andere mogelijkheden uit de Wnb te benutten. De schrik bij de overheden na de PAS-uitspraak zat er zo in dat beweerd werd dat geen enkele vergunning waarbij uitstoot van stikstof plaatsvindt kon worden verstrekt. Dit is en was onjuist.

De werkelijkheid is dat de wettelijke regels nog steeds van kracht zijn, ongeacht de regeltjes die de politiek er boven op zet. Ook nu, met de woningbouw, hebben we er mee te maken.

Het is mogelijk de vergunning te verstrekken door middel van saldering of op basis van de ADC-criteria. Het politieke probleem is dat bij beide mogelijkheden de praktische realisatiemogelijkheden voor de vergunning vrijwel onvermijdelijk uit de landbouwsector moeten komen. Even kort door de bocht; er zal ofwel een veebedrijf moeten sluiten ofwel grond aan landbouwkundig gebruik moeten worden onttrokken. Dit is iets wat de momenteel dominante politieke partijen niet willen. Er is geen sprake van niet kunnen, maar van niet willen.

De stikstofcrisis is met name veroorzaakt door onwettige uitgave van vergunningen in het kader van het PAS. De overbelasting met stikstof van onze natuurgebieden is hiermee fors toegenomen. Dit ging dan ook nog gepaard met de mentaliteit dat voor tal van zaken helemaal geen vergunning Wnb noodzakelijk was, zoals voor woningbouw, wegenaanleg, beweiden, bemesten. Het gros van de onder het PAS uitgegeven vergunningen betrof veehouderijen. Waarschuwingen dat hierdoor projecten van openbaar belang in de knel konden komen, werden genegeerd.

Degenen die deze praktijk jarenlang hebben toegepast hebben niet het fatsoen gehad hun positie ter beschikking te stellen. Sterker nog, er is nu nieuw ‘beleid’, nog steeds gericht op het uit de wind houden van een vervuilende landbouwindustrie.

Gezien de PAS-ervaringen is het van groot belang dat dit nieuw ingezette politieke beleid gepaard gaat met een zeer gedegen verantwoording van de uitgegeven vergunningen en een toetsing aan de Habitatrichtlijn. De onderhavige vergunning voldoet hier niet aan.
Er zijn ons op dit moment geen andere (ontwerp) vergunningen bekend dan de drie die recent door de provincie Drenthe zijn verstrekt (Assen, Lievingerveld en Vledder­veen). Deze zienswijze is mogelijk een eerste weerwoord vanuit de natuurbeschermings­organisaties.

Conclusie
Alle stikstofruimte die enkele jaren geleden in zuidwest Drenthe beschikbaar was is de afgelopen jaren via het PAS, dus op onrechtmatige wijze, ter beschikking gesteld van voornamelijk de landbouw. De maatregelen die worden genomen in het kader van herstel van de natuurgebieden, zoals onder andere de verkeersmaatregelen, mogen op grond van Europees recht, niet worden gebruikt voor nieuwe stikstofbelastingen. Voor woningbouwprojecten dienen oplossingen te worden gezocht die wel binnen de wetgeving passen zoals extern salderen of compenseren.

Onderhavige vergunning mag niet worden verleend.

Namens de Natuurbeschermingswacht Meppel en omstreken, de gemachtigden,  

Henk Baptist
henk@natuurbeschermingswet.nl




Geert Starre
info@boom7.nl